30 november 2018
Door Frans Soeterbroek
Reacties
Tags
buurtrechten, collectieve intelligentie, democratische vernieuwing, participatie, zeggenschap, zorg voor elkaar, zorgzame samenlevingZeg het voort
Een grafrede voor participatie
(onderstaande tekst heb ik uitgesproken op de wethoudersmanifestatie ‘grensverleggers’ van Architectuur Lokaal op 29 november 2018)
Ik moet u wat bekennen. Ik heb eigenlijk een grote hekel aan participatie. Vooral omdat ik er inmiddels zoveel foute associaties bij heb dat het woord voor mij besmet is geraakt. Ik wil die oude participatiepraktijk daarom vanmiddag feestelijk met u begraven.
Ik wil niet meer meewerken aan de kruideniersparticipatie van verwachtingsmanagement en participatieladders. De angstige houding van ‘o wee als mensen toch eens het idee zouden kunnen krijgen dat ze echt wat te beslissen hebben!’
Of de inloopavondparticipatie waar er besmuikt wordt gesproken over de ‘usual suspects’ waarvan je allang weet wat ze gaan zeggen.
De geeltjesplakparticipatie van het openhalen van dromen, wensen en ideeën en dan geen flauw idee hebben wat je met die oogst aan moet.
De ‘het moet wel leuk zijn’-participatie waar ieder scherp gesprek in de kiem wordt gesmoord omdat om 3 uur de inspiratiesessies ‘omdenken’ en ‘beleidsbingo’ beginnen.
De koekoeksklokparticipatie van veel te lang in het stadskantoor zitten schaven aan kaders, dan te laat en de kort naar buiten om nog wat input op te halen en dan onder het motto ‘dat nemen we mee’ gauw weer naar binnen en de deurtjes dichtdoen.
De afschuifparticipatie van laat ontwikkelaars en adviesbureaus het gesprek maar voeren dan hoeven wij onze handen en er niet aan te branden.
De ‘aai over de bol’-participatie waarbij we pluimen uitdelen aan betrokken burgers maar hen geen plek gunnen binnen onze eigen systemen en werkwijzen.
De afvinklijstparticipatie van ‘dat hebben we gelukkig ook weer gehad, nu kunnen we weer gewoon aan het werk en in andere kamers de echte zaken gaan doen.’
De braaftaalparticipatie waarbij alles wat de strijd om, en liefde voor de leefomgeving interessant en schurend maakt wordt gesmoord in zielloze proces- en beleidstaal.
Als dit is wat we met elkaar te bieden hebben dan is het niet gek dat we met participatie vooral desinteresse, wantrouwen, boosheid en Not in my Backyard oproepen. Dat krijg je immers terug als je angst, vrijblijvendheid en afstandelijkheid uitstraalt. OK, ik weet dat dit een gechargeerd beeld is maar ik denk stiekem dat u er veel van herkent in uw eigen werk en omgeving. Het wordt dan ook tijd om afscheid te nemen van deze participatiepraktijk en ons te richten op de dingen die er echt toe doen.
Ik ben eens begonnen om te praten over de interactie tussen burger en bestuur zonder het woord participatie te gebruiken. Dan moet je veel preciezer formuleren waar het over gaat en wat er toe doet. Ik kwam op drie dingen, ik geef ze maar even mee want wie weet heeft u er ook wat aan.
Collectieve intelligentie mobiliseren
Om te beginnen het mobiliseren van collectieve intelligentie. Breng de kennis die wij als betrokken burgers en andere experts samen hebben bij elkaar en bouw daar je beleid en plannen op. Denk aan fenomenen als stadslabs, burgerjury’s, buurttafels, transitie-arena’s en stadsgesprekken. We weten samen zo ontzettend veel en zijn zo slim met elkaar dat ik me elke dag weer verbaas hoe weinig er daarvan benut wordt en hoe slecht dat aan elkaar gekoppeld wordt. En dat terwijl iedereen het de hele dag door heeft over verbinden en ontmoeten. Voor mij was een levensveranderende ervaring dat ik 10 jaar geleden in Brussel een Europees burgerforum voor het platteland mocht begeleiden en voor mijn ogen zag gebeuren wat 80 mensen uit 10 landen in 3 dagen ook tot hun eigen verbazing presteerden.
Ik vertel bestuurders, ambtenaren en ontwerpers altijd dat er eigenlijk in de relatie met de bewoners en ondernemers maar 1 zinnetje toe doet ”we weten al een hoop maar we hebben u nodig om iets goeds van te maken’. Daar zit alles in: mijn kennis doet er toe maar is een halfproduct, ik wil graag dat we daaruit samen iets moois bouwen en de ander echt nodig hebben i.p.v. ‘dat nemen we mee’.
Dat geldt dus ook voor ontwerpers. Dus niet onder noemers als ‘ontwerpend onderzoek’ op gaan halen en zelf dan het kunstje vertonen, maar je echt verbinden aan de kennis en belangen van anderen. In je eentje kun je slechts halfproducten maken en samen maak je iets wat werkt en er toe doet.
Ik moet u nog iets bekennen: ik ben van de fanclub van de Rijksbouwmeester die hier aanwezig is. Wat hij bijvoorbeeld met zijn prijsvragen doet is die collectieve intelligentie organiseren. Hij is niet geïnteresseerd in alleen maar de kracht van ontwerpers maar zegt, ontwerpers vorm een team met de mensen over wie deze prijsvraag gaat, dan ben je pas in staat om hieraan mee te doen. Even een citaat om deze benadering op scherp te zetten:
‘Heel goed kunnen ontwerpen, is niet meer voldoende. Architecten moeten verder reiken dan mooi of lelijk, daarvoor hebben opdrachtgevers je niet meer zo nodig. Je hebt een complementaire agenda nodig en die zoek ik in de maatschappelijke vragen waar iedereen mee worstelt en waar niemand goed uitkomt omdat een essentieel onderdeel is: het vermogen om nieuwe toekomstbeelden te bouwen. Die verbeeldingskracht hebben architecten. ’
Een voorbeeld uit deze stad. Bij de markttender voor het Smakkelaarsveld was de uitvraag in de eerste ronde: laat maar eens zien dat je met de stad samen kunt werken om hier een goeie plek van te maken, we zijn nog niet geïnteresseerd in uw eigen visie op het gebied. Ontwikkelaars die het niet konden laten om toch te gaan ontwerpen aan het gebied vielen gewoon af. En de selectie werd gedaan door een stadstenderteam waar ook bewoners in zaten onder het motto ‘het wordt een plek voor jullie dus dan gaan jullie daar ook over’ .
Zeggenschap en democratische vernieuwing
Dat brengt me op het tweede thema: macht en zeggenschap. Zo’n procedure voor het Smakkelaarsveld moet je ook zien als een poging om de machtsbalans een beetje te verleggen van overheid en markt naar de burger, en dat is hard nodig. Als we dat P-woord niet gebruiken dan komt al gauw deze vraag over het organiseren van maatschappelijk macht tegenover overheid, instituties en markt bloot te liggen. Ik hoor het wethouders wel eens verkondigen’ we moeten durven onze eigen tegenmacht te organiseren’. Dan komen we in de wereld van buurtrechten, ‘luizen in de pels van de macht’ en onvermoeibare actiegroepen die weten wanneer ze aan de bel moeten trekken bij de ombudsman, de rechter of de Raad van State.
Ik Nederland zijn we echt het suffertje als het gaat om zeggenschap over de leefomgeving bij de bewoners te leggen. Even een klein voorbeeld om u te prikkelen. In Engeland is via de zogeheten buurtrechten geregeld dat een particuliere eigenaar een buurtpub pas op de markt mag verkopen als de buurt eerst een half jaar de kans heeft gekregen zelf een bod te doen. Let wel, dit gaat om privaat vastgoed, ik ken in Nederland geen enkele gemeente of andere overheidsinstantie die zo’n principe toepast op publiek vastgoed. Dan hebben we het nog over iets heel bescheidens. Werkelijk zeggenschap geven aan lokaal initiatief betekent gewoon de ontwikkelketen omdraaien: begin bij burgerinitiatief en bouw daar je plannen op. Oosterwold in Almere is een mooi voorbeeld daarvan maar ook een grote uitzondering. En ik hoop dat de afspraak aan de klimaattafels om van hernieuwbare energie op land 50% door burgercollectieven te laten ontwikkelen daar ook iets in verandert.
Ik vrees dat de omgevingswet dat niet bepaald beter gaat maken. We juichen collectief voor een nieuwe wet die ons gaat bevrijden van verkokerde regelgeving maar stoppen het vraagstuk van de onevenwichtige machtbalans in onze steden en dorpen onder het tapijt. Het zijn enkelingen in de wetenschap en praktijk die de noodklok luiden en die ons onder noemers als ‘skyboxplanologie’ en ‘afwijkingsplanologie’ voorrekenen dat die omgevingswet met zijn filosofie van uitnodigingsplanologie vooral een feest gaat worden voor de projectontwikkelaars. Daar moet u zich echt zorgen over maken en op bij gaan sturen. Niet alleen omdat het hier gaat over het creëren van een ‘level playing field’ tussen verschillende partijen maar ook gewoon omdat het de kwaliteit van onze democratie raakt. Alleen al de beeldvorming dat uiteindelijk de overheid er meer is voor zichzelf en voor de bedrijven dan voor de burger is funest voor ons democratisch systeem.
Ik ben zelf gecharmeerd van het concept van meervoudige democratie waarbij we zoeken naar nieuwe vormen van rechtstreekse invloed van burgers op het handelen van de overheid. Ik stuitte daarbij op deze fraaie tekst afkomstig uit een advies van een eerbiedwaardige commissie onder leiding van de Brabantse CdK Wim van der Donk aan de VNG:
“De meeste beleidsnota’s staan vol van begrippen als eigen verantwoordelijkheid, dragende samenleving, burgerkracht en sociaal ondernemen. In de dagelijkse praktijk blijkt het lastig om initiatieven die daar- van uitdrukking zijn de ruimte te geven. Aan de ene kant stimuleren veel gemeenten het nemen van initiatief en willen ze ook graag ondersteuning bieden. Aan de andere kant behoudt de lokale overheid zich vaak het recht voor om zelf te bepalen welke publieke waarden belangrijk zijn. Bovendien wordt dergelijke initiatieven voortdurend de maat genomen naar formele (subsidie)richtlijnen en naar eigen prestatienormen van de overheid. Alsof het uitvoeringsorganisaties van de overheid zijn. Ook voor de lokale overheid is het kennelijk heel ingewikkeld op voet van gelijkwaardigheid met deze initiatieven om te gaan. Het meer in balans brengen van deze verhoudingen is nodig. De overheid bewijst de samenleving een slechte dienst als zij haar eigen representatieve gelijk stelselmatig boven het maatschappelijke en participatieve gelijk stelt.” ….Denkbaar is ook dat, vanuit maatschappelijke opgaven geredeneerd, ambtenaren niet langer uitsluitend in dienst van het college zijn, maar ‘publieke ambtenaren’ worden (civil servants dus). In dienst van de gemeenschap creëren zij publieke waarden. Over budget en opgaven maken zij afspraken met het college, op basis van wederzijds vertrouwen. Deze ambtenaren zijn dan niet zozeer verbonden aan één orgaan maar georganiseerd en zichtbaar rondom een maatschappelijke opgave. Daar hoort ook eigenstandige publieke verantwoordelijkheid bij (zoals in het buitenland ook wel het geval is, bijvoorbeeld in Canada en Denemarken).
Hier wordt nogal was gezegd: de overheid die de actieve burger dient te behandelen als gelijkwaardige partner en ambtenaren voor hen laat werken i.p.v. ze te behandelen als onderdaan of voertuig voor beleid. Vergelijk het eens met de paternalistische taal van participatieladders en verwachttingsmanagement en je ziet dat we hier toch echt in een ander universum zijn beland.
Kortom: in termen van zeggenschap, machtsbalans en democratische vernieuwing is er nog een wereld te winnen.
Uitlokken van zorg voor elkaar en de leefomgeving
Dan kom ik op het derde thema: de zorg voor elkaar, de leefomgeving en de planeet. Velen met mij waren geroerd door de afscheidswoorden van wijlen burgemeester van der Laan ‘zorg goed voor de stad en voor elkaar’. Dat raakte iets omdat we allemaal wel aanvoelen dat dit is waar het uiteindelijk op aankomt: nemen we de collectieve verantwoordelijkheid voor onze naasten, voor de mensen die helemaal niet op onszelf lijken, voor onze leefomgeving en voor de toekomst van onze kinderen. En het werd uitgesproken door iemand die dit ook had doorleefd.
Het raakte begrijpelijkerwijze meer dan de afkondiging van de de participatiesamenleving door onze koning in de troonrede van 2013. Daar hoorden toch veel mensen de stem in van een kabinet dat bij monde van de koning weer een stuk van de zorgplicht van de overheid over de schutting gooide. En dat is wat we terecht niet willen. Dat is ook een belangrijke les voor de lokale politiek: NOOIT het beroep op burgers om zelf verantwoordelijkheid te nemen koppelen aan de boodschap van de terugtredende overheid. Je bent als gemeente ook gewoon onderdeel van die zorgzame samenleving en blijft er gewoon bij om mensen daarin te steunen en je steentje bij te dragen.
Onder deze paraplu van zorg voor elkaar en de wereld kunnen uiteenlopende initiatieven als de speeltuinvereniging, de mantelzorg, de vreedzame wijk, de buurthuiskamer, de energiecoöperatie, de zorgcoöperatie, vluchtelingenwerk en de voedseltuin onder kunnen schuilen. En waarbij we trots kunnen melden dat Nederland wereldkampioen vrijwilligerswerk is.
Ik ontkom er vandaag niet aan om het in dit verband ook te hebben over de ontwerpers. Velen hebben gedurende de economische crisis zelf initiatieven ontplooid in de stad waarbij de drang om fijne plekken te maken zowel een ontwerpende als sociale insteek had. Ik hoop dat ontwerpers zich op deze manier blijven verbinden aan hun medeburgers, daar worden ze ook betere ontwerpers van. En daar ben ik met de nieuwe generatie ontwerpers ook optimistisch over. Als lid van de fanclub kan ik het niet laten om hier ook weer even de Rijksbouwmeester aan het woord te laten, hier sprekend bij de uitreiking van de Rotterdamse architectuurprijs:
“Armoe, vereenzaming, sociale segregatie: termen die we als ontwerpers vaak in de mond nemen maar die ieder een wereld vertegenwoordigen die zo ver van de onze afstaat dat we er geen zicht op hebben. Zonder dat besef van afstand kunnen goede bedoelingen averechts uitpakken. Het ontwerpen van solidariteit vraagt mede daarom een bovenmatig kritisch oog voor het effect van onze ingrepen……………Extra aandacht voor het morele gehalte van onze eigen beweegredenen als planner en als ontwerper is zeker in Rotterdam-Zuid op zijn plaats. In dit complexe sociale domein verliezen allerlei vanzelfsprekendheden hun betekenis en is geen enkele ingreep vanzelfsprekend goed. Want juist hier wordt datgene waar we onbewust blind voor zijn, al snel bepalend. Ook, of misschien wel juist, als we het goede willen………………… Architecten en stedenbouwers zullen hier een belangrijke rol moeten nemen maar in het besef dat het belang van de gekozen aanpak verder reikt dan het domein van de architectuur.”
Doe de ruimtemakertest
Op het oog is de winst van het weghalen van het P-woord dat we zicht krijgen op 3 fenomenen die allen hun eigen logica kennen en moeilijk zijn te verenigen: collectieve intelligentie, zeggenschap en zorg. Maar schijn bedriegt. Participatie doet er vooral toe wanneer deze drie ambities samenkomen en elkaar versterken. De voorbeelden die ik noemde zoals de prijsvragen van de Rijksbouwmeester, het Europese burgerforum, het Smakkelaarsveld en het offensief met energiecoöperaties gaan eigenlijk over alle drie. En ga maar eens na in uw hoofd welk participatieproces het idee bij u oproept dat het er echt toe doet en ik durf er vergif op in te nemen dat er minstens 2 van deze uitgangspunten heel goed hun werk doen.
U merkt het inmiddels al, ik ben het vermaledijde P-woord toch weer aan het gebruiken. En ik zal u er ook niet op afrekenen dat u dat blijft doen omdat u even geen beter paraplubegrip hebt voor alles wat daaronder schuilgaat. Maar laten we 1 ding afspreken met elkaar: wanneer u vanmiddag, morgen, volgende week of volgend jaar weer aan de slag gaan met participatieprocessen doe dan wel even de ruimtemakertest om te bepalen of het er echt toe doet: mobiliseren we hiermee voldoende de collectieve intelligentie, de democratische vernieuwing en de zorg voor elkaar en de leefomgeving?
Ik wens u veel wijsheid en verrassende ervaringen toe.
Reacties