Hoe vervlecht je ruimtelijke ontwikkeling met gemeenschapsontwikkeling?

De afgelopen periode ben ik veel bezig geweest met een thema dat me erg aan het hart gaat. Hoe ruimtelijke ontwikkeling en gemeenschapsontwikkeling te vervlechten. Vorige week kwamen drie projecten waar dat speelt toevallig samen in mijn agenda en dat is een mooie aanleiding om wat algemene lessen te trekken. Die drie voorbeelden stemmen me hoopvol maar ik ben allerminst optimistisch over de vraag of ze een nieuwe norm zullen stellen. Ik zie leefwerelden en systeemwerelden nog steeds hard botsen ondanks de vele beloften het dit keer anders te doen dan een rigide top-down planningsbenadering. Ruimtelijke ontwikkeling en gemeenschapsontwikkeling staan nog ver van elkaar af. Wellicht helpen mijn inzichten om daar iets structureels aan te doen. Hierbij in de vorm van een mini-essay mijn handreikingen om het wel anders aan te pakken. 

HERSTRUCTUREREN EN KWALITEIT TOEVOEGEN MET BEWONERS
Vorige week werden de ARC-ontwerpprijzen voor interieur, architectuur en stedenbouw uitreikt. Het zijn periodieke prijzen op initiatief van het platform en tijdschrift de Architect. Ik zat zelf in de jury voor de stedenbouwkundige prijs en was daarvoor gevraagd vanwege mijn blik op de relatie tussen ruimtelijke ontwikkeling en gemeenschapsontwikkeling. 
Wat me gelijk opviel als relatieve buitenstaander in de ontwerpwereld: dat voor de architectuurprijs 10 keer zoveel inzendingen waren als voor stedenbouw, 200 tegenover 20. Over de oorzaak van dat verschil kunnen we alleen gissen, wat we ook in onze jury deden. Ik kom zelf op 3 oorzaken. Ten eerste dat in de ontwerpwereld de esthetiek van architectuur hoger in aanzien staat dan de meer op maatschappelijk rendement gerichte stedenbouw. Ten tweede dat stedenbouw eerder een collectieve prestatie is van overheden, burgers, bedrijven en ontwerpers en het moeilijk is om daar de ontwerpbureaus uit te lichten als eigenaar van de prestatie. En ten derde gaat het misschien ook niet zo goed met de kwaliteit van de stedenbouw. We zijn ondanks alle pretenties met integrale en (ecologisch en sociaal) duurzame gebiedsontwikkeling gevangen geraakt in het realiseren van projecten die gestuurd worden door vrij beperkte en verkokerde doelen: woningen realiseren, verdichten, businesscases overeind houden, grondposities te gelde maken. Waar er wel breder gekeken wordt zoals de overal opgeld doende inzet van het bouwen van gemengde wijken overheerst een top-down model waarin de samenwerkende gemeenten, corporaties en ontwikkelaars in mijn ogen te makkelijk voor sloop-nieuwbouw kiezen.
Dat zag je ook terug in een aantal inzendingen voor de prijsvraag. We hebben ons als jury af en toe achter de oren gekrabd bij inzendingen waar bijna terloops werd vermeld dat grote hoeveelheden sociale huurwoningen waren gesloopt om ruimte te maken voor een inzendingswaardig project voor vooral andere doelgroepen. Daarom ben ik zo blij met de uiteindelijke prijswinnaar: het project Celsius in de wijk Woensel West in Eindhoven, in opdracht van woningcorporatie Trudo. Hier een link naar de inzendingen van de aan het project werkende bureaus: https://www.dearchitect.nl/291060/arc24-celsius-eindhoven-tarra-architectuur-en-stedenbouw-en-buro-lubbers-landschapsarchitectuur-en-stedenbouw
Er is ook bij dit project fors gesloopt maar wel met als doel om voor, en in overleg met de sociale huurders iets fantastisch terug te bouwen. We kregen bij ons werkbezoek overtuigende antwoorden op onze kritische vragen over de relatie stedenbouw – gemeenschapsbouw. Uit het juryrapport:  “door de focus op community in de stedenbouw en radicaal optimisme in de architectuur liet het team van corporatie en ontwerpers zien dat stedenbouw vooral ook gemeenschapsbouw is.”
We hebben de prijs uiteindelijk niet alleen toegekend aan het fraaie werk van de ontwerpbureaus (Tarra architectuur en stedenbouw en Buro Lubbers) maar ook aan de corporatie Trudo. Dat belonen van een gezamenlijke prestatie is hoe het ook zou moeten bij stedenbouwkundige prijzen, waarbij ik hoop dat de rol van bewoners daarin ook wat zichtbaarder wordt. 

Wat valt er van dit project voor anderen te leren? Mij zijn vooral bijgebleven: 

  • een lange aanloop van de plannen om ze ook echt samen met de buurt te ontwikkelen en goed in te bedden in 20 jaar wijkaanpak;
  • drie relatief goedkope basiscasco’s voor 500 woningen, maar met een grote variatie aan uitbouwen, kleuren en muurschilderingen waardoor de wijk er gevarieerd en vrolijk uitziet en kwaliteit uitstraalt;
  • een ruimte opzet, met veel openbare ruimte en bijzondere ‘toegangspoorten’ tot de woonblokken; 
  • de openbare ruimte zo inrichten dat de gezellige voortuintjes-cultuur van deze volkswijk in een andere vorm terug kan komen;    
  • realisatie van een prachtige en levendige buurtwerkkamer op de toplocatie van de wijk: de plint van het gebouw dat het centrale plein van het hele project domineert; 
  • groen- en ecologische projecten en fijne wandelroutes door het gebied die je vaak alleen tegenkomt in wijken voor doelgroepen met aanmerkelijk meer geld;
  • het project opgedeeld in vier fasen waardoor de zittende bewoners door te rouleren makkelijker in de wijk konden blijven (50 tot 70 % gebleven/teruggekeerd);  
  • de carrousel van verhuizingen aangrijpen voor een gerichte aanpak van de probleemgevallen in de wijk (‘achter de voordeur’-problematiek, ernstige overlast, prostitutie) waardoor het veel voorkomende adagium ‘de buurt is nieuw maar de problemen zijn hetzelfde’ niet opging. 

Ik vind het een fraai voorbeeld van hoe stedenbouw ook en vooral gemeenschapsbouw is en voor de zogeheten kwetsbare wijken hoge kwaliteitsnormen voor de woningen, publieke ruimte en de voorzieningen kunnen en moeten gelden. Hulde.

PLANMATIGE AANPAK OMBUIGEN NAAR EEN MEER ORGANISCHE
Ook vorige week mocht ik een bijdrage leveren aan een expertsessie over de komst van een tweede bibliotheek met een grootstedelijke functie (‘OBA Next’) in Kraaiennest in Amsterdam ZuidOost. De centrale vraag was hoe je zo’n project met en voor de buurt ontwikkelt zonder het idee kwijt te raken dat het aantrekkelijk moet zijn voor (vooral jongeren uit) de hele stad. 
Vanuit de buurt werd de komst van OBA Next toegejuicht maar was er wel zorg over de inbedding ervan in de reeds op gang gekomen samenwerking tussen gemeente en buurt bij de grotere gebiedsontwikkeling. Een sterke buurtorganisatie  (Hart voor de K-buurt ) had zich de afgelopen jaren een goede positie verworven als partner van de gemeente, maar hoe werkt dit dan met deze weer nieuwe ambitie met een eigen organisatie erachter?  Mijn insteek was hoe je bij de toenemende complexiteit en professionalisering van dit stedelijke programma waar alles met alles samenhangt voorkomt dat bewoners weggedrukt worden en/of uitgeput raken. 

In mijn ogen ligt het antwoord vooral in de aanpassing van de stedenbouwkundige filosofie: de taaie logica van een planmatige, programmatische en projectmatige aanpak ombuigen tot een aanpak die veel organischer en lichter is. Van het ideaal ‘we gaan in 1 keer iets unieks maken’ naar ‘we bewegen mee met wat er al gebeurt en werken gestaag door ’. Dan kun je makkelijker aansluiten op de logica van de buurt en voorkomen je valse tegenstellingen tussen een stedelijke en lokale insteek.  Onderstaand schema heb ik gepresenteerd om de twee benaderingen scherp te contrasteren.

Organische en lichte benaderingPlanmatige en programmatische benadering
Voortbouwen op wat er al is  en beweegtRealiseren van je eigen plannen
Meeslepende verhalen laten resonerenVastgestelde visie en doelstellingen 
Nabijheid/lokale aanpakAfstand en overzicht houden
Alvast beginnen en uitproberen, werkende weg leren en verder bouwenAlles goed plannen en faserenHet moet in 1 keer goed
In- en uitzoomen /’dansen door de schalen’Geschaald/gelaagd organisatiemodel
Zwaan kleef aan en co-creatieUitgewerkt overlegmodel
Gemeenschap blijvend versterken Afgebakende participatieaanpak
Elkaar versterken / werelden kortsluitenHeldere rolverdeling/piketpalen slaan
Vertrouwen op collectieve intelligentie / onzekerheden accepterenVeel onderzoeken uitzetten, verdere professionalisering, ‘meten is weten’ 
Schema botsende benaderingen van ruimtelijke ontwikkeling

De tragiek is dat bewoners vaak vanuit die meer organische logica denken en de gemeenten en de door hen ingehuurde professionals vanuit de plan-/beheersmatige. Bewoners zijn dan gedwongen hun kijk op wat nodig is steeds weer op ‘de systeemwereld’ te bevechten. Het komt alleen maar goed wanneer de ambtenaren en door hen ingehuurde professionals leren om de organische en lichte benadering in te bouwen in hun eigen manier van kijken en werken. Die oproep sprak aan en vervolgens hebben we een aantal principes en acties in die bijeenkomst bedacht om te voorkomen dat leef- en systeemwereld met de komt van OBA Next uit elkaar groeien. Deze licht ik er even uit: 

  • Doe al het werk aan ruimtelijke plannen (buiten) op te plek waarover ze gaan, dan komt de leefwereld makkelijker binnen en bouw je ter plekke de goede netwerken.
  • Bouw betere waarborgen in dat de gemeente afspraken en toezegging nakomt. Hoe groter de plannen hoe eerder ze sneuvelen en dat hebben buurtbewoners al te vaak gezien.
  • Voorkom dat iedere nieuwe vraag gelijk weer wordt omgezet in het inhuren van nieuwe professionals en het uitzetten van nog meer onderzoeken. Gebruik de collectieve intelligentie in de buurt en voorzie hen juist van de middelen.  
  • Ga er van uit dat elke ambitie waar je aan werkt buiten al in de kiem aanwezig is. Spoor het op en verbind je er mee zonder het over te nemen. 
  • Stel als norm dat de participatie-aanpak binnen projecten en programma’s bijdraagt aan het duurzaam versterken van lokale gemeenschappen. Dus niet alle relaties en netwerken weer laten verdampen na afronding ervan.   

Vijf nuttige ingangen om een fatale wedloop tussen de logica van de leefwereld en van de systeemwereld te voorkomen en om gebiedsontwikkeling te vervlechten met gemeenschapsontwikkeling. 

GERICHT INZETTEN OP WOONCOLLECTIEVEN ALS PIONIERS
Vorige week maakte ik ook kennis met de persoon die voor de gemeente Zuidplas wooncollectieven gaat opsporen en verleiden om zich te vestigen in een nieuw te bouwen dorp met 9000 woningen. Ik help die gemeente al een tijdje met de vraag hoe je van dat nieuwe dorp echt een gemeenschap kunt maken in plaats van een anonieme  Vinexwijk. Hier de link naar een interview waarin ik mijn rol en visie toelicht:  https://cuatro.sim-cdn.nl/zuidplas/uploads/zomerverhalen_experts_middengebied_-_frans_soeterbroek.pdf?cb=wJXkrmp3

Ik vond de vraag een unieke kans om in een vroege fase van gebiedsontwikkeling het ideaal van gemeenschapsontwikkeling al te doordenken. Meestal start het denken hierover pas bij het plannen van voorzieningen en vervolgens na de komst van de bewoners. Mijn inzet was om bijzondere pioniers naar je toe te halen bij wie het woord gemeenschapszin bij wijze van spreken op het voorhoofd staat geschreven. Daarbij denk ik in de eerste plaats aan wooncollectieven en collectieven die iets met landschap, landbouw en energie willen.  Mede op basis van mijn adviezen is er door de gemeente Zuidplas besloten om op de volgende manieren op het bouwen van gemeenschappen te anticiperen. 

  • bij de grond- en kaveluitgifte een aanzienlijk deel te reserveren voor wooncollectieven en dus niet alle grond uitgeven aan commerciële projectontwikkelaars; 
  • witte vlekken houden in het plan om groepen te bedienen waarvan je nog niet weet wat ze willen;    
  • nu al starten met een community waarin huidige bewoners in de gemeente samenwerken met mensen die model kunnen staan voor de toekomstige bewoners; 
  • werken met tijdelijke voorzieningen (denk aan een collectieve schuur) om pioniers een plek te geven waarin ze gelijkgestemden kunnen ontmoeten en een eigen gebiedsatelier hebben;
  • aanstellen van de hierboven genoemde projectleider voor het ‘werven’ van wooncollectieven. 

Ik ben er blij mee hoe de gemeente Zuidplas deze ambitie oppakt. Bovenstaand rijtje maakt zichtbaar dat er genoeg mogelijkheden zijn om al vanaf het prille begin van gebiedsontwikkeling (geldt niet alleen voor zoiets ambitieus als een nieuw dorp) ruimtelijke en gemeenschapsontwikkeling te vervlechten. 

MOGELIJKHEDEN GENOEG OM GEMEENSCHAPSBOUW CENTRAAL TE STELLEN
Het zijn drie heel verschillende casussen: een sloop-nieuwbouw project, een grootstedelijke voorziening in de buurt realiseren, bouwen van een heel nieuw dorp. Maar er zijn wel wat algemene lessen te trekken over de vraag hoe ruimtelijke ontwikkeling en stedenbouw sterker te richten op gemeenschapsbouw dan doorgaans gebeurt. Samenvattend haal ik zes aanknopingspunten uit de drie verhalen.  

  1. Niet top-down nieuwe buurten en gemengde wijken maken met als ideaal problemen te verdunnen maar samen met de buurt gestaag werken aan de leefbaarheid in de buurt. En dus niet te makkelijk vluchten in sloop-nieuwbouw.
  2. De lat hoger leggen als het gaat om kwaliteit toevoegen aan bestaande volkswijken en daarbij heel precies werken aan het vervlechten van ruimtelijke en sociale kwaliteit. 
  3. Je niet opsluiten in een kille planmatige, programmatisch of projectmatige aanpak waarbij de systeemwereld steeds meer uitdijt maar juist veel organischer en lichter werken. Letterlijk en figuurlijk aansluiten op hoe buurten zich ontwikkelen en wat er al aan kracht en beweging te zien is. En speelruimte houden voor initiatieven die je nu nog niet kent. 
  4. In je project- en programma-ambities het duurzaam versterken van gemeenschappen centraal stellen en ook je participatieaanpak daaraan dienstbaar maken.  
  5. Gemeenschapsontwikkeling zien als iets dat aan het prille begin van nieuwe projecten moet worden doordacht en in gang gezet en dus niet pas beginnen als mensen er al komen wonen.
  6. In je hele planningsinstrumentarium (gronduitgifte, grondexploitatie, stedenbouwkundige plannen, verkaveling, voorzieningen, gebiedsmarketing etc.) gericht inzetten op groepen die het woord gemeenschap op het voorhoofd hebben. Denk aan wooncollectieven, energie coöperaties, buurtorganisaties en maatschappelijk ondernemers.

Ik heb laten zien dat dit wel degelijk mogelijk is in de praktijk, dat stemt me hoopvol maar in ben nog niet echt optimistisch. Want over de hele linie zijn het toch nog uitzonderingen en worden systeemwerelden gebouwd die de afstand tot de leefwereld vergroten. Wie geen enkel aanknopingspunt in deze adviezen vindt moet geen krokodillentranen huilen over hoe moeilijk het is om ruimtelijke ontwikkeling en gemeenschapsontwikkeling samen op te laten gaan. Dan zie ik gewoon pure onwil om de eigen logica en het eigen belang aan te passen aan datgene wat we allemaal met de mond belijden: het gaat uiteindelijk om de mensen.  Aan de slag dus.


Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*