De rijke oogst van organisch ontwikkelen met de stad

Afgelopen dinsdagavond kwamen 100 mensen uit Kampen en uit de regio naar het oude stationsgebouw aan de kamperlijn. Dat is sinds een half jaar weer in gebruik als gebiedsatelier voor het omliggende gebied, Bolwerk Buitenwacht. Er werd samen gegeten, de balans van die eerste maanden werd opgemaakt en daarover werd doorgepraat. Het was een bijzondere avond.
Ik begeleid dit gebiedsproces in opdracht van Zwolle Kampen Netwerkstad (ZKN) en we hebben er voor gekozen om deze toplocatie voor stad en regio vanuit het principe van organisch ontwikkelen aan te pakken. Dat is al uniek omdat dat meestal wordt gedaan voor rauwe gebieden aan de randen van de stad waar wel wat mag worden geëxperimenteerd met een nieuwe aanpak. Maar hier hebben we het over de toegangspoort en etalage van de stad, met zicht op de Hanzestad aan de overkant van de IJssel, volgens velen het mooiste uitzicht van Nederland. En het is ook nog de plek waar vele (spoor-, water-, fiets-, auto-)wegen in het nationaal landschap IJsseldelta samenkomen. Een bijzondere plek met nog veel ruimte die wel een flinke opknapbeurt en impuls kan gebruiken.

Minstens zo bijzonder is dat we het oppakken met de lokale gemeenschap. Want ook dat kom je bij organische gebiedsprocessen zelden tegen. Die zijn meestal een zaak van overheden of een samenspel tussen enkele lokale initiatiefnemers en de gemeente. Organisch heeft hier dus ook betrekking op de sociale kant van de stad: welke betekenis heeft de ontwikkeling van dit gebied voor de gemeenschap?
De oogst van dit eerste half jaar vind ik indrukwekkend en leerzaam. Wat zijn voor mij de meest bijzondere lessen?

De bijzondere blik van bewoners van de stad
Zoals te verwachten valt lokt zo’n gebiedsproces met bewoners reacties uit die niet zo op het netvlies van de stedenbouwer staan. Klein leed als ontbreken van een openbaar toilet, groter leed als de slechte aansluiting tussen bus en trein en het verlangen iets terug te vinden van de geest van vroeger.
Dat alleen al maakt zo’n proces waard. Verrassender vond ik twee andere dingen die gebeurden. Er werd in gesprekken behoorlijk de diepte ingegaan over de sociale betekenis van het stationsgebied. Het gebied als democratische plek voor alle Kampenaren, de betekenis van ontmoeting en de zorg over het verdwijnen van levendigheid toen de hogescholen uit Kampen weggingen. Een identiteitslaag van het gebied die in door professionals gemaakte gebiedsprogramma’s zelden wordt aangeboord.

Het andere dat opviel is dat mensen wat er in de hele stad gebeurt en is gebeurd naar dit proces meenemen. ‘Er staat nog zoveel leeg’, ‘er wordt te veel groen in Kampen weggehaald’, ‘er wordt te veel lelijks gebouwd’, ‘niet weer in zee gaan met ontwikkelaars die alleen willen cashen’, het zijn oordelen die ook hun weerslag hebben op wat men in dit gebied wil en niet wil. Bestuurders, ontwikkelaars en professionals die geleerd hebben te denken in termen van ‘zo’n gebied vraagt om programma’ botsen hier dan ook hard op het geheugen van de burger.

Individuele ontwerpkracht en collectieve ontwikkelkracht
Er zijn los van elkaar vijf mensen naar het atelier gekomen met een eigen ontwerp voor het gebied. Op schetsen, in boekjes en zelfs een heuse maquette. En zowel voortbouwend op de geschiedenis (het oude bolwerk terughalen) als iets volkomen nieuws (‘Montmartre aan de IJssel’).

Wat mooi is aan zo’n atelieropzet is dat bewoners met elkaar in discussie gaan over deze ideeën en de gemeente de rust heeft om dit te laten gebeuren en er zich zelf nog even niet over uit te spreken. Wat me opviel is hoe deze individuele ontwerpen met forse ingrepen in het gebied verschillen van waar mensen die samen werkten in ateliersessies mee kwamen. We hebben gemêleerd samengestelde groepjes het gebied in gestuurd met de vraag wat er zo rondkijkend nodig is in dit gebied en die kwamen bijna altijd terug met ideeën die uitgaan van een meer bescheiden en organische manier van ontwikkelen.
Mooi is dat er inmiddels een groep ‘vrienden van Bolwerk Buitenwacht’ is opgericht waar al die smaken in vertegenwoordigd zijn. Het zijn 9 mensen die iets met het gebied hebben, aardig van elkaar verschillen en ook zin hebben om mee te sturen en een vinger aan de pols te houden in het verdere proces.

Een sturingspaneel voor organisch ontwikkelen
We hebben iedereen gevraagd om in groepen na te denken over 3 vragen: wat moet er met dit gebied gebeuren, kun je dat ook dichterbij brengen door kleine ingrepen en hoe mobiliseer je betrokkenheid en ondernemerschap voor het gebied?
Vooral de vraag naar de kleine stappen bleek goud waard. Want de betrokkenen kwamen tot een mooi palet van 3 typen maatregelen.

De speldenprikken met uitstraling
Trefwoorden: ongemak verhelpen, gebruiksgemak vergroten, aankleden, uitproberen, incidentele acties, samen gaan opruimen, initiatief uitlokken.

Meebewegen met de dynamiek in het gebied
Trefwoorden: blootleggen geschiedenis, combineren functies, herschikken functies, opwaarderen, groeimodel, terugplaatsen muziektent, spelen met hoogteverschillen.

Transformeren van het gebied
Trefwoorden: bouwen, radicale functieverandering, opnieuw inrichten, ondergronds brengen, herontwerpen wegennet.

Bij elkaar levert dat een mooi sturingspaneel van 3 x 12  maatregelen op, waarbij vooral de speldenprikken en het meebewegen passen bij organisch denken. Die speldenprikken kun je sowieso uitdelen en bij de andere typen maatregelen moet je kiezen. Een voorbeeld: hoe dring je het enorme ruimtebeslag van parkeren terug? Uitproberen door stukken tijdelijk af te sluiten (speldenprik), compacter indelen en herverkavelen (meebewegen), verplaatsen of ondergronds brengen (grote transformatie).

De gemeente is nu aan zet om, nog steeds in overleg met de stad, dit te vertalen in heldere keuzes voor de identiteit van het gebied en bijbehorende maatregelen zonder de noodzaak daar in 1 keer een totaalplan voor te hebben. En vooral met speelruimte voor toekomstige keuzes. Organisch ontwikkelen op zijn best.

Een stationsgebouw als huiskamer van de stad
Vanaf het begin heb ik beseft hoe belangrijk het in een organisch gebiedsproces is om in het gebied zelf te zitten. Elke afspraak over het gebied, dus ook met ambtenaren, college en gemeenteraad wordt niet op het stadhuis gemaakt maar in het atelier. En dat maakt verschil voor betrokkenheid, blikveld en relaties. Wat ik absoluut niet had voorzien was wat het betekende dat we na 14 jaar het stationsgebouw weer open hadden gemaakt.
Het weer in gebruik nemen van het stationsgebouw staat inmiddels 1 met stip in alle wensenlijstjes en de ideeën borrelen vanzelf op als je mensen er binnen hebt. In lijn met de aandacht voor de sociale functie van het station kwamen voorstellen als café, ‘seats2meet’, concertzaal, programmering door culturele instellingen, lezingen, expositieruimte en natuurlijk ook gewoon weer een stationsgebouw waar je warm kunt zitten.

Dinsdagavond na afloop van de bijeenkomst stond ik na te praten met een opgetogen burgemeester die vrij fantaseerde over iedere maand zo’n oploop in het station om samen beslissingen over de stad nemen. En de vertegenwoordiger van de eigenaar van het gebouw, NS Stations raakte niet uitgesproken over het idee het station om te toveren tot huiskamer. Het station als huis van de gemeenschap, het is een idee dat je niet van te voren kunt bedenken maar zomaar iets kan worden.

De verantwoordelijk wethouder en de burgemeester voerden beiden het woord en troffen mijn inziens de goede toon: we weten niet waar dit naar toe gaat, we gaan dat samen met u aan en deze manier van samenwerken met de stad smaakt naar meer.

Ik hoop dat ook in andere steden eens wat meer met deze manier van gebiedsontwikkeling wordt gewerkt. Het is een zoektocht met veel onzekerheden en verrassingen maar je krijgt er heel wat voor terug.

 


Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*