Zo verbind je de omgevingswet met een democratische agenda

Deze week was er via een videoplatform een mooie uitwisseling tussen bewoners en ambtenaren uit Amsterdam en Groningen om van elkaar te leren hoe je de invloed van bewoners goed regelt bij invoering van de omgevingswet. In Amsterdam ben ik betrokken bij de gemeentelijke omgevingsvisie en het maken van een wijkomgevingsvisie door bewoners in de Sierpleinbuurt. In Groningen begeleid ik heb maken van een omgevingsplan door bewoners uit 3 wijken (Selwerd, Paddepoel en Tuinwijk) samen met de gemeente. Omdat we in beide steden met dezelfde instrumenten stoeien (dialoog ver naar voren trekken, buurtvoordeelovereenkomst, sterke buurtplatforms, veel betere informatievoorziening, kansen voor buurten zelf plannen te maken etc.) was het idee geboren om eens met elkaar in gesprek te gaan. 

In beide steden wordt gekozen voor de vergroting van de invloed van bewoners op de ruimtelijke ontwikkeling en zich niet te laten gijzelen door een omgevingswet die dat ontmoedigt en vooral stuurt op speelruimte voor de markt en procedureversnelling. In dit blog wil ik gesterkt door de uitwisseling tissen beide steden schetsen waar je dan tegen oploopt en hoe je hier je weg in vindt. Met aan het einde nog een oproep aan de landelijke politiek de omgevingswet alsnog aan te passen om het beter op deze tijd te laten aansluiten.

Noodzaak voor een andere lokale ontwikkelcultuur 
De inzet op wezenlijke invloed van bewoners op hun leefomgeving is behoorlijk lastig en dat heeft 2 oorzaken: de huidige planningsprakrijk en de omgevingswet.  
Om met dat eerste te beginnen: we moeten van ver komen omdat bewoners in de regel heel laat en marginaal worden betrokken bij planontwikkeling van zowel de gemeente als van marktpartijen. De gemeentelijke planningsmachines zijn niet ingericht op en we hebben in machtstermen te maken met een zeer ongelijk speelveld waar de burger de zwakke partij is ten opzichte van gemeente  en markt. In de verhaal wordt uitgewerkt hoe dat in elkaar zit.

In de ontwerp omgevingsvisie voor Amsterdam is er op ingezet daar fundamenteel op bij te sturen. Het ideaal van ‘samen stad maken’ heeft de status van een van de vijf strategische keuzes voor de stad en in de uitwerking daarvan worden niet alleen instrumenten genoemd om bewoners meer invloed te geven (zoals buurtrechten, een buurtbatenovereenkomst en een transparantieportal) maar worden die ingebed in het idee om de planningscultuur van de stad te veranderen. Zoals gemeentelijk beleid vanuit de buurten opbouwen, organische aanpak, coöperatieve ontwikkeling van woningen en gebieden, publieke waardecreatie centraal stellen, open ontwerpen en beschikbaar stellen gemeentelijk reken- en ontwerpinstrumentarium aan bewoners. Dat zal in Amsterdam net als in alle steden nog een behoorlijk omslag vergen maar het geeft wel aan dat instrumenten voor bewonersinvloed pas meer dan geduldig papier worden wanneer je ook werkt aan die andere planningscultuur. Er gaat ook een gezamenlijke leergang voor bewoners en ambtenaren worden opgezet om dit met elkaar beter in de vingers te krijgen. 
Ik besef dat de lat daarmee hoog ligt maar het zijn vaak kleine ingrepen die al een groot effect kunnen hebben om bewoners in positie te brengen. Zowel in Groningen als Amsterdam is het idee opgepikt om eigenaren van grond en gebouwen te verplichten een bord te plaatsen bij het object waarop aan moet worden geven wat hier staat te gebeuren, ook als er nog geen concreet laat staan goedgekeurd plan is. Zodat de buurt niet steeds achter het net vist bij ingrepen in hun buurt. En door voort te bouwen op-, en meer samenhang te brengen in instrumenten die er al zijn leg je de lat ook wat minder hoog. Zoals in Groningen waar we bij het bespreken van het idee van een buurtvoordeelovereenkomst stuitten op de ‘omgekeerde right to challenge’,  de regeling Social Return On Investment bij aanbesteding en het bewonersconvenant. 

Al die instrumenten draaien wel om een bepaald type vertrouwen. Het vertrouwen dat wanneer je bewoners/burgers promoveert tot een volwaardige partij in een vroegtijdig stadium van planvorming die plannen beter worden en de samenleving sterker wordt. Het vertrouwen dat als je buurten waar grote (verdichtings)plannen landen daar iets voor teruggeeft je aan draagvlak voor die plannen wint en de tijd die dat kost later dubbel en dwars terugverdient. Het vertrouwen dat buurten en burgercollectieven de kans pakken om de regie te pakken en zelf te ontwikkelen als er spelregels komen die beter op de buurt zijn toegesneden. Het vertrouwen dat ingewikkelde vragen over wie de buurt vertegenwoordigt als je die een volwaardige rol wil geven pragmatisch opgelost kunnen worden. Met dit type vertrouwen is er in de Nederlandse bestuurscultuur op zijn zachtst gezegd nog wel wat te winnen. De gesprekken tussen de Amsterdammers en Groningers gingen er ook over hoe je die vertrouwensruimte met elkaar bouwt.

De omgevingswet als spelbreker
In Groningen wordt bij het maken van een omgevingsplan goed zichtbaar dat de omgevingswet niet echt meewerkt aan bovenstaande ambities. Het meest problematische in dit verband is dat de overheid gevraagd wordt om zwaarder te gaan leunen op marktpartijen (‘uitnodigingsplanologie’), de communicatie met de burger aan marktpartijen over te laten en verbiedt eisen te stellen aan de kwaliteit (invloed, vroegtijdigheid, democratisch gehalte, wederkerigheid) van die participatie. De wet is op dit punt gewoon al achterhaald omdat we anno 2021 op zoek zijn naar een sterke rol van de overheid en naar een nieuw sociaal contract tussen overheid en burger. 

Wat daarbij niet helpt is dat de omgevingswet een omgevingsvisie en omgevingsplan voorschrijft op een te hoog schaalniveau: voor de hele gemeente. Dat ontmoedigt maatwerk voor buurten en wijken. Amsterdam kiest er nu voor om in navolging van het succesvolle experiment met een door bewoners gemaakte omgevingsvisie in de Sierpleinbuurt die methodiek nu ook in andere wijken te gaan toepassen. En in Groningen leidt de keuze om eerst met 3 wijken te gaan werken aan het omgevingsplan er toe dat er wordt gewerkt aan een buurtvisie als schakel tussen de stedelijke omgevingsvisie en het omgevingsplan. Maar hier wringt ook dat de omgevingswet geen omgevingsvisie of omgevingsplan voor delen van de stad kent.
De huidige wet (en voorlopers er op zoals de veelgebruikte Crisis en Herstelwet) ondermijnen ook op andere terreinen de publieke zaak en in het bijzonder de positie van de burger en de gemeenteraad. De mogelijkheden van burgers om invloed te hebben op plannen en in beroep te gaan worden beperkt in tijd en in wie dat mag doen (alleen direct belanghebbenden). Het instemmingsrecht van de gemeenteraad op afwijkingen van het bestemmingsplan verandert in adviesrecht op afwijkingen van het omgevingsplannen op basis van een limitatieve lijst die voor inwerkingtreding van de wet al moet worden gemaakt anders vervalt dat recht. En gemeenten mogen (namens hun burgers) niet meer in beroep gaan tegen besluiten van rijk en provincie. Dat laatste geldt inmiddels al en leidt er bijvoorbeeld toe dat de gemeente Utrecht die tegen verbreding van de A 27 is daar geen actie richting Rijk op kan ondernemen en de gemeenteraad dan de wethouder op moet dragen om bewoners die dat wel kunnen ambtelijke ondersteuning te bieden. 
De Groninger wethouder van der Schaaf is inmiddels wat wanhopig geworden van de zware inzet op versterking van de positie van ontwikkelaars ten opzichte van overheid en burger. Hier zijn relaas. En wethouder Hoek uit Almere vreest dat de omgevingswet de gemeenten op kosten gaat jagen en ontmoedigt om zelf fatsoenlijke communicatie met de bewoners te realiseren. Hier zijn verhaal

Eigenlijk moet je allerlei omwegen bewandelen om burger en gemeenteraad die positie wel te geven. Een jaar geleden heb ik samen met een aantal organisaties een landingsplaats voor de omgevingswetgemaakt om decentrale overheden te helpen ongelukken met de wet te voorkomen. En nu gemeenten stoeien met het maken van  omgevingsplannen hoor ik wanhopige ambtenaren al zeggen: willen we burger en raad een serieuze rol geven bij de planvorming dan moeten we eigenlijk het omgevingsplan behoorlijk dichttimmeren waardoor een bouwplan al snel valt onder de categorie ‘buitenplanse omgevingsactiviteit’. Hier leggen omgevingsjuristen uit hoe op basis van jurisprudentie dan wel stevige participatie-eisen opgelegd kunnen worden aan initiatiefnemers en zo de beperkingen van de omgevingswet omzeild kunnen worden. 

Hoe laat je de omgevingswet lokaal wel voor het publieke belang werken? 
Nu de komende jaren alle gemeenten gaan werken aan een omgevingsplan en meestal ook hun participatiebeleid aan het vernieuwen zijn moeten we goed doordenken hoe je je daarbij niet door de omgevingswet laat gijzelen en de positie van burgers en gemeenteraad juist versterkt. Van wat ik inmiddels begrijp (tip: lees vooral de verhalen van kritische omgevingsjuristen want het hele implementatiecircus van de wet viert alleen de vermeende zegeningen) bieden de volgende instrumenten een kans om  de omgevingswet  lokaal naar deze tijd te brengen waarin we op zoek zijn naar het versterken van het publieke belang:

  1. Het participatiebeleid promoveren tot principes van ‘samen stad maken’.Dat gaat over betere interactieve/democratische planvorming, buurtrechten en een evenwichtiger speelveld in de verhouding overheid- markt – burger. Zorg ervoor dat je deze principes niet alleen vertaalt in wenselijkheidsteksten in een omgevingsvisie maar je ze opneemt in een participatie-/ ‘samen stad maken’-verordening en in lokale planprocedures met heldere regels.
  2. De verplichte gemeentelijke omgevingsvisie en omgevingsplan bottom-up opbouwen door te beginnen in buurten en zo op te werken naar stad en regio. Of in ieder geval vanaf regionaal niveau en buurtniveau naar elkaar toewerken. En daarbij bewoners de ruimte geven om regie te hebben over hun buurtomgevingsvisie. Die opbouw vanuit de buurten is echt het enige medicijn om te voorkomen dat ruimtelijk beleid ver van bewoners weg groeit. En zo bouw je ook een mooie brug tussen grote visies en de dagelijkse leefomgeving.
  3. In navolging van Amsterdam het principe van samen stad maken promoveren tot een van de strategische pijlers onder de omgevingsvisie/het ruimtelijk beleid. Dan legitimeer je dat participatie valt onder het criterium ‘een goede toedeling van functies aan locaties’ waaraan alle regels in het omgevingsplan moeten voldoen. Dan kun je dus daarover specifieke regels opnemen of een verwijzing naar de participatieverordening. Daar blijft natuurlijk een strijdigheid in zitten met de vrijheid van de initiatiefnemer een eigen participatieaanpak te kiezen maar de principes van samen stad maken in Amsterdam gaan feitelijk over het bouwen van een nieuwe ontwikkelpraktijk en overstijgen het enge begrip participatie. Afijn, voer voor juristen om hier de rek in te zoeken.
  4. Zet ook in op eenvoudige regels met de grootste impact zoals bovengenoemd voorstel voor het plaatsen van borden en het ter beschikking stellen van ambtelijke capaciteit en instrumentarium aan burgers. En zorg dat je nieuwe instrumenten niet vanaf de tekentafel gaat ontwikkelen maar bouw ze op bestaande instrumenten en breng daar meer samenhang in. 
  5. Maak een omgevingsplan met scherpe regels vanuit het idee van een gezonde, veilige en kwalitatief optimale leefomgeving waarbij in alles publieke waarde centraal staat. Dat dwingt initiatiefnemers die het daar wat minder nauw mee denken te kunnen nemen een buitenplanse omgevingsvergunning aan te vragen en dan komen ze onder de voorwaarden die de gemeente(raad) daaraan wil stellen. 
  6. Laat actieve bewoners en de gemeenteraad samen een lijst opstellen van buitenplanse activiteiten die altijd dienen te worden getoetst door burgers en de raad en waarvoor de ontwikkelende partij een buurtvoordeelovereenkomst moet afsluiten alvorens een vergunningsaanvraag te kunnen doen. Let op!! Die lijst moet voor 1 januari 2022 zijn vastgesteld anders verliezen als ik het goed begrijp gemeenteraad en bewoners dat advies- en participatierecht op buitenplanse projecten. Hier een handleiding van de VNG daarover. 
  7. Maak de participatie/ samen stad maken -aanpak consequent tot een tripartite aangelegenheid tussen gemeente, initiatiefnemer en bewoners. Het publieke belang staat niet toe dat de overheid alles maar aan de markt overlaat, de overheid moet actief opkomen voor de burger. Daarvoor moet je de lokale planprocedures zo opstellen dat bij ruimtelijke ingrepen met een duidelijke impact op de leefomgeving de gemeente niet opzij stapt maar samen met de bewoners de ruimtelijke kaders ontwikkelt en samen met bewoners de overleg- en contractpartij is voor een ontwikkelaar.   
  8. Bouw als gemeente in alle contractrelaties met marktpartijen (denk aan programma van eisen voor tenders, aanbestedingsvoorwaarden en anterieure overeenkomsten) het principe van samen stad maken in. Dat gaat zowel over vroegtijdige participatie met de buurt (= voordat plannen zijn uitgewerkt) als over de procedures die buurten, maatschappelijke initiatieven en bewonerscollectieven een reële kans bieden om zelf te ontwikkelen of regie te voeren.

Kortom: het is op deze manier goed mogelijk om invoering van de omgevingswet te verbinden met een ambitieuze democratische agenda. Mijn oproep aan actieve bewoners is om geen genoegen meer te nemen met halfwassen en vrijblijvende participatie en deze ingangen te gebruiken om te bouwen aan een andere planningscultuur en een ander speelveld. En uiteraard aan gemeenten (in het bijzonder de gemeenteraden) om hier partner in de zijn en niet de weg van de minste weerstand te kiezen door alles maar aan de markt over te laten.     

De omgevingswet toch maar aanpassen
Het goede nieuws is dat met bovenstaande 8 acties het mogelijk is om de omgevingswet te gebruiken of te omzeilen om de invloed van bewoners en gemeenteraad op de ruimtelijke planvorming te versterken. Het treurige nieuws is dat we hier met kunst- en vliegwerk bezig zijn om een gloednieuwe wet die ook nog eens een heel groot beslag doet op de gemeentelijke organisaties en financiën van zijn schadelijke kanten te ontdoen. Het wordt steeds zichtbaarder dat deze wet gewoon niet in deze tijd past. 
Laat ik er eerlijk over zijn, een gemeente die in lijn met de wet de ruimtelijke planvorming en participatie gewoon aan de markt overlaat heeft het op de korte termijn makkelijker dan gemeenten die er zoals hierboven is uitgewerkt voor kiezen dat weer meer tot een publieke zaak te maken. Het lange termijn effect is dan echter dramatisch, het (voortgaande) verlies van vertrouwen van de burger dat de overheid er voor hen is. Met alle consequenties van dien op de leefbaarheid, democratie en de lokale gemeenschappen. 

Daarom zou ik toch nog eens een beroep willen doen op de landelijke politiek om de omgevingswet na de verkiezingen op een aantal essentiële punten aan te passen. Om te beginnen het publieke belang, leefomgevingskwaliteit en een sterke overheid voorop zetten en de burger promoveren tot volwaardige derde partijen naast overheid en markt. Ten tweede bieden van de mogelijkheid om met de bewoners omgevingsvisies en omgevingsplannen op een lager schaalniveau te maken dan de gemeente. Of minimaal bevorderen dat die plannen vanuit de buurten opgebouwd worden naar een gemeentelijk verhaal. Ten derde herstel van het instemmingsrecht van de gemeenteraad op ruimtelijke plannen  en het ontmoedigen dat de overheid de verantwoordelijkheid over de schutting gooit naar de markt. Ten vierde het principe van vroegtijdige participatie scherp omschrijven als ‘in de fase waarin plannen nog niet zijn uitgewerkt en er een reële beïnvloedingsmogelijkheid op de plannen is’. En last but not least het schrappen van de scha(n)delijke passage dat de overheid geen eisen aan de participatie georganiseerd door initiatiefnemers mag stellen. Werk aan de winkel bij de kabinetsformatie.


Reacties

  • jeroen schreef:

    Hoi Frans, mooi hoe je wederom je analyse weet om te zetten in verbeterpunten.
    Verbeterpunten die ik toejuich, en volgens mij staat eigenlijk niets gemeenten in de weg om het voorbeeld van Groningen en Amsterdam te volgen.
    Maar er zit wel twee punten in je analyse die ik anders zie. Een van de doelen van de Omgevingswet is in mijn ogen meer ruimte voor initiatief scheppen. In jou analyse is uitnodigingsplanologie vooral een uitnodiging aan de markt, ik zie het net zo goed als een uitnodiging aan inwoners om initiatief te nemen. Ik vind dat bijdragen aan een gelijker speelveld. Wel met de terechte waarschuwing dat dit niet vanzelf gaat, en dat er, wanneer je samen stad maken expliciet als doel stelt, je hier ook wat voor moet doen en regelen.
    Brengt me bij mijn tweede punt. Je noemt 8 acties om de invloed van bewoners en gemeenteraad op de ruimtelijke planvorming te versterken. Je hangt dat op aan de Omgevingswet, maar constateert dat ook de huidige wetgeving dit ontbeert. Ik zie het dan ook als volgt: de huidige wetgeving schiet te kort, de Omgevingswet lukt het niet dit in landelijke regelgeving te repareren, dus de opdracht is dit lokaal sterker te borgen. Wat mij betreft meer een opdracht aan gemeenten dan aan de kabinetsformatie

    • Frans Soeterbroek schreef:

      Ha Jeroen, dank voor je reactie. Ik weet dat we wat verschillend denken over hoe dat ongelijke speelveld uitpakt. Ik vind die term ‘initiatiefnemer’ helaas toch een eufemisme voor nog meer ruimte voor de sterkste (markt)partijen en zie in de meeste gemeenten weinig bereidheid dit te problematiseren en echt bij te sturen. Daarom zet ik het ook scherp neer.
      En inderdaad zijn nu de gemeente aan zet. Ik begin mijn conclusies ook met de constatering dat je met kunst- en vliegwerk een democratische agenda lokaal kunt uitvoeren onder de omgevingswet. Daar ben ik zoals je leest ook mee bezig. Maar ik zie ook steeds scherper welke trucs je moet uithalen om onder de logica van de wet uit te komen, vandaar dat ik toch maar weer op de valreep van een kabinetsformatie de wetgeving agendeer. En heb ook het idee dat geesten rijp zijn om dat gesprek dat nooit echt is gevoerd nu wel te voeren. Ik heb me de afgelopen jaren behoorlijk geërgerd aan het feit dat 95% van alle professionals aan boord van de feesttrein zijn geklommen (‘hoera wat een geweldige uitdaging deze nieuwe wet’) en daar de politiek mee besmetten die aan hen vragen. vertel maar wat het is en wat we moeten doen. Het besef van de zwarte kanten van de wet dringt wel erg laat door her en der. ik ben er van de weeromstuit wel een soort zendeling van geworden maar dat moet dan maar even. Wie weet op welk station we allemaal eindigen.

  • Peter Pelzer schreef:

    Belangrijke bijdrage, Frans. Ben benieuwd naar de lessen uit Amsterdam en Groningen, én of andere gemeenten volgen.

    Een punt wat in deze bijdrage nog wat onderbelicht blijft, is dat van de lange termijn; hoe zorgen we ervoor dat een democratische Omgevingswet niet alleen werkt voor de huidige generatie (op zich al lastig genoeg), maar ook voor toekomstige generaties?

    Hieronder wat gedachten, nadrukkelijk niet bedoeld als verwerping van je punt, maar een poging het denken hierover verder te brengen. Of nog beter: door er uiteindelijk met meerdere mensen samen over na te denken tot net zulke concrete oplossingen te komen.

    Startpunt is dat niet alleen de Omgevingswet aanscherping behoeft, maar ook de democratische agenda. Denkers als Caney and Krznaric merken op dat de democratie niet altijd goed kan omgaan met langetermijnvraagstukken. Waarbij een belangrijke kanttekening is dat andere sturingsprincipes als een (verlichte) dictatuur of de markt het over het algemeen niet beter doen. Juist voor ruimtelijke vraagstukken is een langetermijnperspectief cruciaal, want keuzes die we nu maken zijn voor een belangrijk deel onomkeerbaar; Rijnenburg wordt niet zomaar weer een polder als het eenmaal een wijk is, een gebouw sloop je niet zomaar, een tramlijn al helemaal niet. Ofwel: het loont de moeite om langetermijneffecten zorgvuldig af te wegen.

    Terug naar het blog van Frans. Is zijn pleidooi voor meer lokale democratie te verenigen met een type democratie dat zowel aandacht heeft voor de korte als lange termijn? Mijn antwoord zou zijn: “ja, mits”. Twee aspecten behoeven daarbij verdere aandacht: de tijdshorizon (wat is “kort” en wat is “lang”) en de schaal.

    Eerst de tijdshorizon. Als bewoner commiteer je je voor jaren, soms wel decennia aan een bepaalde plek. Je hebt ‘skin in the hood’ en er dus – in principe – belang bij dat er beslissingen genomen die bijdragen aan je directe leefomgeving. Om de filosoof Dewey te parafraseren: diegene die de schoen draagt weet waar ie wringt. Als we verder de toekomst ingaan, zeg 2100, wordt het al lastig. Het gaat dan niet zozeer om gevolgen voor jou, maar voor mensen die nu nog niet geboren zijn. Op dat vlak is vernieuwing nodig, zowel in de manier waarop we de toekomst naar het nu halen (“verbeelding”) als als de manier waarop we de toekomst een stem geven in onze democratie.

    Ten tweede: schaal. Met de concretisering van klimaatbeleid neemt ook NIMBY een vlucht, soms niet onterecht. Waarom moeten mensen in Overvecht-Noord ‘proefkonijnen’ zijn voor aardgasvrije wijken? Waarom moeten er windmolens in IJburg komen? (De verbreding van de A27 is in dit geval overigens geen goed voorbeeld, want NAMBY, niet NIMBY). Hoewel in het algemeen subsidiariteit een sterk principe is voor democratische organisatie (je voelt hoe die schoen je past), wordt dit ingewikkeld als het over ruimtelijke ingrepen gaat met een evident algemeen belang dat het niveau van de wijk overstijgt (bijv. klimaatverandering tegenaan). Hoe dat te organiseren op een manier die zowel eerlijk is als voldoende tempo heeft, we kunnen immers niet nog twintig jaar deliberen over hoe de CO2-concentratie stevig terug te dringen, daavoor warmt de aarde te snel op. Ik ben er nog niet helemaal uit, maar toch wat suggesties voor oplossingsrichtingen om met beide uitdagingen om te gaan:

    1. Tender- en gunningsprocedures (bijv. in grondverkopen) die een langetermijnverbinding met een project of wijk waarderen en dus niet de hoogste prijs in het nu minder belangrijk maken.
    2. Serieuze experimenten met burgerpanels, PWE, future councils en andere aanvullingen op onze bestaande democratische instituties op vraagstukken die de wijk overstijgen en waarin toekomstige generaties ‘meepraten’. Zie bijv. https://www.bbc.com/future/article/20190318-can-we-reinvent-democracy-for-the-long-term
    3. Omgevingsvisies zijn vormvrij en kijken ver de toekomst in: stimuleer (of verplicht?) overheden de verre toekomst (dus voorbij 2050) te verkennen in die visies. Kunstenaars en ontwerpers kunnen hier cruciale rol in spelen, mits zij net zo serieus genomen worden als andere onderdelen van de visie.
    4. Overheden (en liefst ook andere belanghebbenden, maar formaliseren is lastig) rekenen met spreadsheets (MKBA, grondexploitatie) met een begroting die minimaal 100 jaar de toekomst ingaat. De onzekerheid neemt natuurlijk toe dan, maar daardoor wordt iedereen er voortdurend aan herinnerd dat stadmaken een proces van de lange adem is.
    5. …..aanvullingen?

    • Frans Soeterbroek schreef:

      Dag Peter,
      dank voor je uitgebreide reactie. ja ik ben het eens met je pleidooi om waarborgen te zoeken voor de langere termijn en de toekomst van de aarde, mooie ideeën over hoe wat te doen. Al weet je uit mijn eerdere verhalen dat ik altijd huiverig ben tegenover het te vrijblijvende crucis en experimenten en stadslabs. Heb je de column van Tommy Wieringa in NRC gelezen dit weekend over hoe we feitelijk met onze egoistische gedrag in oorlog zijn met toekomstige generaties? Hij raakt de urgentie in het hart. Ik heb ook wel het idee dat je dit thema hier bij mijn verhaal niet alleen agendeert omdat je hieraan met de Urban Future Studio werkt maar ook omdat ik merk dat mijn pleidooien voor radicale democratisering bij veel mensen die met onze grote opgaven voor de toekomst bezig zijn altijd van een ‘maar’ wordt voorzien. We moeten niet toegeven aan het vaak egoistische korte termijnbelang van mensen die in het geweer komen tegen vernieuwing in hun omgeving is dan de redenering. Ik ben op dat punt radicaal naïef en optimistisch en ben er van overtuigd dat we geen andere keuze hebben. ik merk juist hoe kritische bewoners vooral door het opportunisme van overheid en markt prikken.Er zit juist heel veel integraal en lange termijndenken in de samenleving.Voorbeeld, in Amsterdam gingen de mensen die de buurtomgevingsvisie maken in gesprek met de mensen van de stedelijke omgevingsvisie over het ideaal van verdichting. Zij wezen de gemeente er fijntjes op dat de gemeente zelf kavel voor kavel ontwikkelaars de ruimte geeft om zeer extensief te bouwen en er helemaal niets van een verdichtingsaanpak valt te merken. Kortom dat pakt anders uit dan de angstige beelden over bewoners die op gemeentehuizen leven (‘ze zullen er wel tegen zijn’). Alles staat of valt bij de punten die ik in het verhaal neem bij het onderwerp vertrouwen. Daar valt nog heel veel in winnen.

  • Frank Zuylen schreef:

    Dag Frans. Je wordt zo langzamerhand mijn goeroe als pleitbezorger tegen de Omgevingswet. Ik heb deze wet al eens een megalomaan gedrocht genoemd. En ik ben geneigd om er argwanend naar te kijken. Ik zie een patroon in de ontwikkeling van de wetgeving in het algemeen en dat is een terugtrekkende overheid. Alles wordt uit de kast gehaald om het overheidsapparaat te laten inkrimpen. Verantwoordelijkheden worden afgestoten, aansprakelijkheden verlegd naar non-gouvernementele instanties. De wet kwaliteitsborging is daar een mooi voorbeeld van. Ik waardeer het zeer dat je de tijd genomen hebt dieper in deze wet in statu nascendi door te dringen en ons deelgenoot te maken van je bevindingen. Het helpt mij om mijn blikveld te verbreden en tegelijkertijd scherper te kijken.

    • Frans Soeterbroek schreef:

      Dag Frank,
      dank voor je waardering, doe ik graag dat uitzoeken en delen omdat ik merk dat weinigen dat doen en het grote consequenties gaat hebben als we verder gaan op de ingeslagen weg. Ja, je hebt gelijk dat dit onderdeel is van een bredere beweging naar verzwakking overheid. Mijn antwoord daarop is altijd dat we ons ook niet moeten blindstaren op relatie overheid – markt maar de rol van de burger als voorwaarde deze partij meoten opbouwen. Precies wat gisteravond ook bij VPRO Tegenlicht aan de orde was.

  • Flip ten Cate schreef:

    Dag Frans, in grote lijnen deel ik weer je kritiek en je suggesties. Ik blijf pleiten voor een verplicht ‘meerwaardegesprek’ onder regie van de overheid, waarin actieve participatie wordt georganiseerd. In elk geval zou zo’n meerwaardegesprek moeten plaatsvinden bij ‘buitenplanse omgevingsplanactiviteiten’ (een contradictio in terminis). Alleen zo kan het principe van ‘ja mits’ in combinatie met een integrale afweging leiden tot een goede omgevingskwaliteit.

    Nieuw en alarmerend (in elk geval een ‘wake up call’ is voor mij de deadline van 1 januari a.s. waarop de raad zijn lijst afgerond moet hebben van buitenplanse gevallen waarover ze wil mee-adviseren. In het VNG-voorbeeld staat ‘het realiseren van windmolenparken en weiden met zonnepanelen’, zal je dan dus net een aanvraag krijgen voor grootschalige waterstof-opslag, mega-batterij of iets anders dat niet te voorzien is omdat het nog niet ontwerpen is. Wat een dommigheid!
    Maar wat nu als een aanvrager afwijkt van het omgevingsplan omdat hij niet wil voldoen aan de welstandsregels? Bijv. bij één nul-op-de-meter-theemuts in een bijzonder rijtje huizen? Welk afwegingskader geldt er dan? Wie gaat daar over, en wat is nog de waarde van kwaliteitsbeleid als je het probleemloos en zonder inmenging van de raad terzijde kan schuiven?

    • Frans Soeterbroek schreef:

      Dag Flip,
      ja dat meerwaardegesprek is wel een mooie maar ik kies nu toch wel even voor een wat hogere inzet met zo’n buurtbatenovereenkomst. Mensen zijn zeer allergisch voor mogelijkheden een zegje te doen zonder enige waarborg dat er iets mee gebeurd. Dat deadlineverhaal blijkt zoals we al in de discussie op twitter zagen wat minder dwingend dan het leek. En ik denk dat we nog wel wat mensen moeten verzamelen om te zorgen dat daar in de meeste gemeenten iets uitkomt dat toekomstbestendig is ipv een schamel limitatief lijstje. Zouden we eens met wat raadsleden over meoten praten.

  • sibout nooteboom schreef:

    Erg interessant, Frans ! Ik vraag me af wat er gebeurt bij complexe ontwikkelingen over gemeentegrenzen heen. Clusters van elkaar beïnvloedende projecten van gemengd gemeentelijk en bovengemeentelijk belang. Is dat dan allemaal “buitenplanse” aanpassing van het omgevingsplan? Zijn het (altijd?) projectbesluiten? Overrulet een projectbesluit het omgevingsplan? Kunnen meerdere besturen ook gezamenlijk partijen “uitnodigen” en voor meerdere projecten in samenhang? Kunnen programma’s ook projectbesluiten omvatten? Je ziet, ik ben een beginner…


Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*