
8 september 2016
Door Frans Soeterbroek
Reacties
Tags
maatschappelijke gebiedsontwikkeling, organische gebiedsontwikkeling, slow urbanism, stadsontwikkeling, waardecreatieZeg het voort
Organisch ontwikkelen, basis of bijproduct van stadsontwikkeling?
Gisteravond was het dan zover. Het debat over de plek van organische gebiedsontwikkeling nu de bouwmachine weer volop begint te draaien. Pakhuis de Zwijger had dit georganiseerd onder de prikkelende titel ‘het einde van organisch ontwikkelen?’ Hier iets over de aanleiding daarvan, een reactie die ik schreef op een blog van Frank ten Have van Deloitte. Ik had als mijn bedrage aan het gesprek een kort verhaal gemaakt in lijn met dat eerdere verhaal. Hier de tekst die ik uitsprak.
Voor mij is organisch ontwikkelen een filosofie of grondslag voor hoe de stad zich ontwikkelt en hoe je daarop mee beweegt en op kunt sturen. Op dit fundament hoort stadsontwikkeling en bouwprogrammering te rusten om te voorkomen dat de stad vooral op de tekentafel tot stand komt. Regelmatig probeer ik me voor te stellen wat een stadsbestuur doet als ze de stad organisch wil ontwikkelen en dat autonome proces een kans wil geven. Daar krijg ik wel mooie beelden bij.
Het is een ontspannen stad waar niet achter grote opgaven en programma’s aan wordt gerend en zielloos wordt gebouwd maar dingen hun tijd mogen nemen, publieke ruimten van kleur kunnen verschieten en de menselijke maat regeert.
Waar vanuit het principe van geleidelijke waardecreatie wordt gebouwd en ontwikkeld, wat de stad minder afhankelijk maakt van de schuldeneconomie en projectontwikkelaars.
Waar de nota woonbeleid opent met een passage over het spontane absorptievermogen van de stad, vervolgt met een passage over het mobiliseren van zelfbouw en CPO’s, en waarin radicaal wordt gekozen voor flexibel bouwen en hergebruik van gebouwen.
Het is een stad waar de cultuur van tijdelijkheid is omgebogen naar een cultuur van experimenteren en organisch groeien waarbij gebruikers ook de ontwikkelaars zijn.
Waar de overheid haar vastgoed en grond als publieke goederen en onderdeel van de samenleving beschouwt en niet als marktgoed.
Waar alle plannen doordrenkt zijn van respect en liefde voor het DNA van de stad.
Waar geen lege plekken in de stad bestaan die je op de tekentafel vult maar waar je voortbouwt op wat zich daar al afspeelt.
In deze stad wordt gebiedsontwikkeling niet vanuit stadskantoren en achterkamers gestuurd maar middels een open proces in het gebied zelf. Waarbij je als ontwikkelaar eerst een half jaar in een gebied moet bivakkeren wil je er uberhaupt iets mogen doen.
En het bestuur van deze stad bouwt op de behoeften en belangen van bewoners en behandelt hen niet als NIMBY.
Ik denk dat we geen stad kunnen aanwijzen waar dit in volle glorie gebeurt, en helaas zijn we er nog ver vanaf. De organische aanpak is een bescheiden niche in de stadsontwikkeling, toegepast waar de bouwmachine hapert of waar het geld al op is. Zo is bij station Zwolle eerst 100 miljoen op de klassieke manier verspijkerd en toen het geld op was werd gekozen voor een organische aanpak. En zelfs de spraakmakende testsite Rotterdam in het Schieblock die op de foto van de uitnodiging voor deze avond staat is nu door de gemeente in handen gelegd van een klassieke leegstandsbeheerder.
Je zou er somber van kunnen worden, zeker als we inzoomen op diepere oorzaken. Denk aan de funeste werking van de ideologie van concurrerende steden, het innige huwelijk tussen overheid en bouwwereld, het verlangen van bestuurders om daadkrachtig te bouwen, het monopolyspel met virtueel- en belastinggeld, zo kan ik nog wel even doorgaan.
Maar liever benut ik mijn tijd om wat lichtpunten te formuleren. Ik zie er drie. Allereerst zijn er een paar steden die het aandurven om niet alleen in pauze- en restgebieden maar ook op toplocaties waar druk op staat te kiezen voor een organische aanpak. Hier aan de overkant ligt het voormalige marineterrein waar de gemeente de hijgerige haast van bouwprogrammering even niet toepast en de projectleider Liesbeth Janssen de tijd mag nemen om iets bijzonders te laten ontstaan en nee kan zeggen tegen langs komende bouwplannen. Zelf heb ik de afgelopen jaren de gemeente Kampen mogen adviseren over het oude stationsgebied waar veel mensen van roepen dat dit gebied om programma vraagt. Toch heb ik hen er van kunnen overtuigen om samen met de stad voor een organische aanpak te kiezen en er zo samen een fantastische plek van te maken.
Tweede lichtpunt: lokale initiatieven gaan zich beter organiseren en gaan zich meer met de grote vragen van de stad bemoeien. Het netwerk van Pakhuis de Zwijger is daar een voorbeeld van. Zelf ben ik een van de mensen achter het lokale netwerk van Utrechtse Ruimtemakers en wij werken actief aan een nieuwe tafelschikking in de stadsontwikkeling. We organiseerden een vastgoeddiner als alternatief voor het Utrechtdiner op de bouwbeurs in Munchen, hebben met de gemeente een agenda voor initiatief gemaakt en gaan ons nu op vier plekken in de stad zelf bemoeien met de bredere gebiedsaanpak. We werken daarbij goed samen met de gemeenteraad want de keuze voor organisch ontwikkelen is een publieke en politieke zaak.
Dat brengt me op het derde lichtpunt: de politiek krijgt door dat het allemaal wat scheefgegroeid is. Geïnspireerd door een bijeenkomst die de gemeenteraad met ons netwerk organiseerde over wat we maatschappelijke gebiedsontwikkeling noemen, heeft de raad op 30 juni jongstleden met grote meerderheid een motie aangenomen over samen stad maken bij gebiedsontwikkeling. Ik noem even een aantal punten daaruit die me relevant lijken voor de discussie vanavond:
- Neem maatschappelijk waarde mee in afwegingen bij ruimtelijke ontwikkelingen door te werken met een Maatschappelijk Programma van eisen;
- Werk vanaf de initiatieffase aan gezamenlijke planprocessen in de stad ook bij ontwikkeling door een marktpartij.
- Bevorder daarbij dat met eindgebruikers en lokaal gewortelde ontwikkelaars wordt gewerkt om zo ontwikkeling en gebruik te verbinden.
- Realiseer bij ruimtelijke ontwikkelingen een gelijk speelveld voor lokale initiatieven en lokale ontwikkelaars door schaalgrootte en randvoorwaarden aan te passen;
- Richt gebiedsateliers in waar onze bewoners samen met ontwerpers en de gemeente kunnen werken aan de ontwikkeling van de geweldige plekken die onze stad rijk is met het oog op zelfbouw en particulier initiatief.
Dit biedt hoop en maakt ook zichtbaar dat organisch ontwikkelen in het hart van de stadsontwikkeling en het publieke debat thuishoort en niet in de marge als een bescheiden toe te passen gebiedsstrategie.
Ik blijf me daar hard voor maken, ik hoop dat jullie dat ook doen.
Een ongemakkelijk gesprek
En hoe verliep nu het gesprek hierover? De relatie die ik legde tussen een organische benadering en grote vragen over het soort stad dat je wilt zijn, de machtsverhoudingen in de stad en de ideologie van concurrerende steden riep voorspelbare reacties op. Bijval vanuit het pakhuispubliek en bekritiseerd als veel te ideologisch door vertegenwoordigers van de bouwwereld als Friso de Zeeuw. Maar wat me verraste was dat de aanwezige specialisten en smaakmakers op het vlak van organisch ontwikkelen ook helemaal geen zin in mijn bredere en politieke insteek hadden.
Ze voelden zich wel comfortabel bij een pragmatisch gesprek onder vakbroeders over financieringsvormen, het organiseren van gebiedsopgaven, kavelgrootte en wie er zorgt voor de openbare ruimte.
De bezweringsformule dat organisch en programmatisch /integraal/klassiek elkaar aanvullen werd ook door hen gekoesterd en ze wilden niet dat organisch ontwikkelen geassocieerd wordt met politieke of ideologisch keuzes. Vond ik wel jammer want dit is een van de weinige plekken waar een debat over de grondslagen van stadsontwikkeling open zou kunnen worden gevoerd. Het voelde nu alsof ik mijn verhaal op het verkeerde feestje hield. Ik heb daar na een nachtje slapen drie conclusies aan verbonden:
- Mensen die organisch ontwikkelen als (onderdeel van) hun vak zien waarbij ze ook de steun van overheid en markt nodig hebben kun je maar beter in een publieke debat niet lastigvallen met politiek geladen analyses en vragen. Het helpt de meesten van hen niet met waar ze dagelijks mee bezig zijn.
- De consensus in de wereld van RO dat organisch ontwikkelen gewoon (onderdeel van) een gebiedsaanpak is aanvullend op de programmatische aanpak is zo breed dat het niet veel zin heeft om het label te gebruiken voor iets fundamentelers (als grondslag voor de stadsontwikkeling en voor de relatie overheid-burger). Ik zal het daarom nog consequenter dan ik al deed hebben over het belang van maatschappelijke stads- en gebiedsontwikkeling want dat dekt de lading van waar ik het over heb wellicht beter.
- Het debat over maatschappelijke stads- en gebiedsontwikkeling voeren met alleen professionals in de wereld van RO/ruimtelijke economie heeft niet heel veel zin. De affiniteit met vraagstukken van burgerschap, sociaal kapitaal. de publieke zaak, buurtrechten, zelfsturing en democratische vernieuwing is veel groter in andere werelden. Denk daarbij aan maatschappelijke sectoren, bewonersgroepen, publieke ondernemers, sociale wetenschappen, politiek.
Ik ben benieuwd hoe jij dit ziet.
Reacties