24 september 2014

Door Frans Soeterbroek

Reacties

1 reacties

Tags
, , , , , , , , ,

Zeg het voort

We hebben goud in handen met het idee van de gelukkige stad

De afgelopen week heb ik het boek  Happy City van Charles Montgomery gelezen. De ondertitel ’transforming our lives through urban design’ deed me het ergste vrezen: geluk als een ontwerpopgave voor professionals in plaats van het resultaat van ons samenleven als stadsbewoner. Maar dat viel erg mee. Het boek is een goed gedocumenteerd pleidooi voor stedenbouw die de menselijke maat, leefbaarheid, rechtvaardige verdeling  en verbondenheid centraal stelt. En tegen de tijd dat de opsomming van onderzoeken begint te irriteren (‘bij architecten worden andere delen van hun brein geactiveerd als ze naar een afbeelding van een gebouw kijken’, ‘mensen zijn aardiger voor elkaar in een lift die naar boven gaat dan in een lift die naar beneden gaat’)  schakelt Montgomery naar de grotere verbanden en de machten daarachter.
De climax van het boek is een warm pleidooi voor bewoners die de straat veroveren op de overheid, de auto en de geboden en verboden in de publieke ruimte. Instemmend citeert Montgomery hier Jane Jacobs: ‘cities have the capability of providing something for everybody, only because, and only when, they are createod by everybody.’ Zo is het maar net.

Overal en altijd groen
Voor wie een beetje thuis is in de onderzoeken naar de relatie tussen stedelijk leven en menselijk geluk is er op het oog niet veel nieuws onder de zon. Montgomery haalt talloze onderzoeken aan waaruit naar voren komt dat mensen gelukkiger en gezonder zijn wanneer ze veel sociaal verkeer hebben, positieve uitdagingen ervaren, in een groene omgeving leven, de buurten compact zijn, de architectuur een menselijke maat heeft en de afstand tussen rijk en arm niet pijnlijk groot is. Het aardige is dat hij deze algemene noties behoorlijk concreet weet te maken en daarbij ook regelmatig weet te verrassen.

Wat bijvoorbeeld niet telt is veel groen in de stad als zodanig maar wel de dosis groen die we dagelijks opdoen door blootstelling aan groen in het eigen huis en tuin, afbeeldingen van landschappen aan de muur bij de tandarts, het ‘postzegelgroen’ in de buurt, het verwilderde groen aan de randen van bebouwing en de stadsparken. Onderzoeken laten zien dat mensen in een groene omgeving socialer zijn dan in een jungle van steen en beton. Een wijze les voor ontwerpers die met vlekkenplannen proberen de stad in te delen in groene, grijze en rode zones.

Fietsen maakt gelukkig
Er is zelfs een berekening gemaakt van de ideale  reis woon-werkverkeer voor een gelukkig leven: 16 minuten enkele reis.  Niet te ver weg en  ook weer ver genoeg om even in een andere sfeer te komen en je te moeten inspannen. En dan bij voorkeur fietsen of lopen, dat maakt gelukkiger. Als negatief contrast komt Montgomery op de proppen met een Zweeds onderzoek: wie  elke dag meer dan 40 minuten heen en 40 minuten terug auto rijdt tussen huis en werk, loopt een veel grotere kans op echtscheiding dan wie dat niet doet.

Het boek kan ook gelezen worden als een grote aanklacht tegen ‘sprawl’: de trek van mensen naar de voorsteden met grote afstanden tot werk en primaire voorzieningen.  Op dat punt wordt het boek ook heel politiek. Montgomery reconstrueert de pijnlijke geschiedenis waarbij de vlucht voor de problemen in de binnensteden, de groeiende macht van auto-en olie-industrie en de radicale functiescheiding en zonering  van de steden in elkaar grepen. Hij betoont zich een groot fan van de fiets en de helden in zijn boek (zoals de burgemeester van Bogota Enrique Penalosa en een de 12 jarige scholier uit New York) verplaatsen zich op de fietst en bevechten de hegemonie van de auto.

Montgomery gaat ook naar Nederland op zoek naar de geschiedenis van het woonerf-concept in Delft, de vrije fietspaden van Houten en de ‘shared space’-filosofie van Hans Moderman. Die laatste filosofie heeft zijn grote voorkeur omdat het uitgaat van het idee dat mensen die samen die publieke ruimte delen de veiligheidsrisico’s ook samen kunnen oplossen door het tempo te vertragen: ‘public life begins when we slow down’. En daar komen de cijfers weer: fietsers in steden met aparte fietspaden krijgen vaker een ongeval dat de fietsers die de weg met de auto delen.

Vreemden maken ons gelukkig
Eigenijk is dat het leukste van het boek: de wijze waarop Montgomery ‘aantoont’ dat mensen rommeligheid, levendigheid, een beetje gevaar en kleine uitdagingen nodig hebben om samen een publieke ruimte te maken en zich gelukkig te voelen. De theatermetafoor duikt hier op: we zijn zowel speler (flirten, babbelen, spelen, ‘de drukte opzoeken’) als toeschouwer (kijken, commentaar geven) in het chaotische straattheater in de stad.

Inspirerend vind ik vooral hoe hij  het belang van sociale verbanden concretiseert. Zo haalt hij onderzoek aan waaruit zou blijken dat incidentele interacties en lichte verbanden ons gelukkiger maken dan de dagelijkse omgang met onze naasten. Niet voor niets zijn warme filmpjes als deze, deze en deze populair op internet.
De geleidelijke overgang tussen privedomein en publieke domein en de vrijheid om dat zelf te sturen blijkt van grote invloed op ons vertrouwen in onze medemens. Ook hier zijn onderzoekers weer helemaal losgegaan. Ze hebben de ideale diepte gevonden voor een voortuin voor mensen om zich in een privedomein te voelen en ook praatjes met anderen aan te knopen: 3,2 meter!

Een mooi verhaal is dat over Mark Lakeman, een inwoner van Portland die de wereld over reisde om de ideale publieke ruimte te vinden. Hij vond die in het Mexicaanse Naja waar de ongeplaveide straten iedere keer weer een andere kleur aannamen afhankelijk van de functies die te mensen het gaven:  ’the place was constantly redesigned for reasons of pragmatism and imagination.‘ De mensen ontmoetten elkaar in grote en kleine cirkels op de straathoeken en brachten zo de publieke agora tot leven. Pijnlijk duidelijk werd hem dat in zijn eigen stad die agora er niet kon zijn in een wereld geregeld door harde gritstructuren, autodominantie en geprivatiseerde publieke ruimten.
Met zijn buren is hij die ruimte gaan terugveroveren o.a door het bouwen van een illegaal theehuis, publieke ontmoetingen op beschilderde verkeerskruispunten (‘intersection repair’), een straatbibliotheek en communityborden. Met de nodige ruzies met de gemeente tot gevolg waarbij een ambtenaar hen toebeet: dit is publieke ruimte dus niemand mag hier gebruik van maken!

Met dit type inzichten in de kracht van lichte verbanden, de glijdende schaal tussen prive en publiek en de transformatie van de straat tot agora maakt Montgomery de sociaal kapitaal- theorie met de dubbelbeweging van ‘bonding’ (hechte verbanden) en ‘bridging’ (een brug slaan naar anderen) toch wat tastbaarder.

De gelukkige stad is een duurzame stad 
Montgomery merkt zelf op dat alles wat mensen in de stad gelukkig blijkt te maken ook enorm goed uitpakt vanuit het perspectief van klimaat en duurzaamheid. Compacte groene steden waarin je loopt en fietst, een levendige publieke ruimte en zelfvoorzienende gemeenschappen maken gelukkig en zijn duurzaam. Hij pleit er dan ook voor om de duurzaamheidsstrategie ook via het discours van geluk te voeren want dat zou wel eens meer mensen kunnen aanspreken dan de normatieve boodschap van verduurzaming.

Met deze benadering hebben de Nederlandse steden ook goud in handen. De collegeprogramma’s staan vol met hoogdravende teksten over duurzaamheid, leefbaarheid, zelfsturing en betrokken burgers. Dat gaat allemaal over de gelukkige stad. Radicaal inzetten op compactheid, groen, menselijke maat, vertragen van het tempo en de straat als werkelijk publieke ruimte zou ik zeggen. En eens gewoon durven zeggen dat je stuurt op het geluk van je inwoners in plaats van te goochelen met gemeenplaatsen over sterke, vitale, duurzame, concurrerende en verbonden steden.

Besef ook dat op straat  het nieuwe burgerschap en de nieuwe overheid uitgevonden worden en niet op de stadskantoren. Het spannende daarbij is dat burgerschap en sociaal kapitaal vooral een impuls krijgen wanneer dat op de overheid bevochten moet worden. Ik gun onze politici en ambtenaren dat veel meer mensen de straat weer tot het publieke domein gaan maken en daar de confrontatie aangaan met alles wat dat de afgelopen decennia heeft ontmoedigd om dat te doen. Ook voor de gelukkige stad geldt: wrijving maakt glans.


Reacties


Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*