11 december 2013
Door Frans Soeterbroek
Reacties
Tags
gemeenteraad, huis van de democratie, koekoeksklokparticipatie, lokale initiatieven, maatschappelijke onderstroom, stadhuis op straat, UtrechtZeg het voort
de dramaturgie van lokale democratie
De afgelopen weken heb ik weer eens aan het werk van gemeenteraden mogen proeven en dat was ook aanleiding er meer over te lezen. Zoals het boekje ‘de gemeenteraad heeft geen toekomst’ van Jasper Loots en Piet-Hein Peeters . Het bevat interviews met smaakmakers uit de lokale politiek die bijna allemaal een somber beeld van de gemeenteraad schetsen. De dualisering is op een teleurstelling uitgelopen (gemeenteraden zijn ‘parlementje gaan spelen’ aldus oude rot Jan Mans), raden laten zich taaie papieren processen intrekken, de bestuurlijke complexiteit kunnen ze moeilijk aan, invloed lekt weg naar regionale organen en de burger staat nog steeds op te grote afstand. En dan is er de eeuwige klacht over het niveau van raadsleden en de treurigheid van partijpolitiek gekissebis.
De analyse is niet nieuw. Nieuw in de huidige discussie is wel dat de burger steeds minder wordt opgevoerd als te veroveren achterban voor de gemeenteraad maar is gepromoveerd tot de zelfsturende lokale kracht voor wie de raad met zijn partijpolitieke spelen zelden een betrouwbare partner is. Het is niet voor niets dat David van Reybrouck zoveel weerklank vindt met zijn pleidooi voor vertegenwoordigende democratie op basis van loting. Zijn boodschap: terug naar de essentie van democratie, namelijk de eerlijk verdeelde burgerplicht en weg met partijpolitieke elites.
Dit alles drukt gemeenteraden en politieke partijen nog verder in het defensief en in een spagaat. Ze moeten zelf inspirerende ideeën hebben maar vooral zorgen dat de samenleving aan zet is (inhoud- proces), saamhorigheid in de stad prediken en ook het debat opzoeken (verbinden – politiseren), initiatieven uit de samenleving steunen maar niet claimen (co-creatie – loslaten), initiatieven faciliteren maar ook zorgen dat de minder initiatiefrijken aan bod komen (steunen – bijsturen op tweedeling) en ze moeten toezien op heldere toepassing van regels en tegelijk meer afwijkingen van regels accepteren (strengheid-flexibiliteit) .
De kans lijkt groot dat de nieuwe gemeenteraden gaan zitten schipperen tussen deze uitersten en nog meer aan betekenis en aanzien verliezen. In een project als ‘de gemeenteraad van de toekomst’ wordt gepoogd om vormen van directe burgerbetrokkenheid beter in het werk van raden door te laten dringen, maar dat blijkt zo te zien nog best lastig. Ik zou de lokale politieke partijen en de nieuw te vormen gemeenteraden de volgende adviezen mee willen geven voor het inspelen op maatschappelijke initiatieven.
Dilemma’s delen met de stad
Stelt u zich eens voor dat u een brief van de gemeenteraad in uw stad krijgt met de volgende oproep: ‘we merken dat we het steeds lastiger vinden om te gaan met de spanning tussen de roep om regels strak te handhaven en verzoeken om meer flexibiliteit daarin te zoeken. Wij hebben u als inwoner van de stad nodig om daar een goede weg in te vinden. Wilt u samen met ons een aanpak maken die voor onze stad goed kan werken?”
Ik zou me wel aangesproken voelen omdat de raad toegeeft te worstelen en aangeeft de bewoner van de stad nodig te hebben. Dat spreekt me meer aan dan reactieve en suffe inspraakavonden of vrijblijvende stadsdebatten. Waar is de gemeenteraad die het aandurft om de grote dilemma’s in de sturing van de stad neer te leggen in brede stadsfora zodat stadsbewoners (ondersteund door ambtenaren) de nieuwe spelregels maken? Sowieso zou het goed zijn als die ene zin (‘ uw stadsbestuur heeft ideeën/is zoekende en heeft u nodig om er ook echt iets van te maken’) er goed inslijt als alternatief voor het eenrichtingsverkeer van ‘draagvlak verwerven’ en de treurige praktijk van koekoeksklokparticipatie (deze week van de dialoog komt de gemeente naar u toe en dan gaat het deurtje weer dicht).
Raadswerk en lokale initiatieven onder 1 dak
In een rijke definitie van democratie en publiek domein zijn lokale initiatieven gelijkwaardig en nevengeschikt aan het werk van gemeenteraden en daar niet aan ondergeschikt. Dat betekent niet dat raden een toontje lager moeten gaan zingen maar wel dat ze actief bruggen moeten slaan met die initiatieven. Ze zouden juist deze bredere insteek van het publieke domein moeten organiseren. Om te beginnen door het stadhuis open te stellen als huiskamer of het stadslab voor die initiatieven en zo te promoveren tot belangrijke kamers in het huis van de lokale democratie. Dan heb je een mooie basis voor spontane en georganiseerde kruisbestuiving tussen raadswerk en lokale initiatieven.
In Utrecht wordt bijvoorbeeld volgend jaar het nieuwe stadskantoor opgeleverd en alleen de gemeenteraad blijft achter in het oude stadhuis. Een mooie kans om daar dan een huis van de democratie van te maken. Maar ik heb niet de indruk dat de gemeenteraad die kans pakt. Reguliere contacten met stadsinitiatieven worden in de meeste steden overgelaten aan bestuurders en ambtenaren, juist omdat door raden er een te smalle definitie van democratie (stemmen, de publieke tribune van de raad, achterbanbijeenkomsten, inspraakavonden) wordt gehanteerd.
Stadhuis op straat
Af en toe zijn er van die berichten waar ik wel vrolijk van word: de gemeente Molenwaard die geen nieuw stadhuis bouwt maar het principe ‘het stadhuis is bij de mensen thuis’ hanteert. De deelgemeente Overschie die ambtenaren verbiedt een maand lang op kantoor te komen om hen uit te dagen in de wijk te zijn en te werken. En wijkwerkers in meerdere steden die in leegstaande panden in de wijk een kantoortje inrichten dichtbij mensen waar ze voor werken. Dit alles in schril contrast met de landelijke trend: ambtenaren centraliseren in kantoorgebouwen en spiegelpaleizen met geuniformeerde beveiligingsmedewerkers achter de balie van de anonieme ‘ontvangsthal’. Die laatste trend staat in schril contrast met de wens om als gemeente dichter bij de burger te komen.
Gemeenteraden moeten hier veel meer een punt van maken omdat zij ook worden afgerekend op deze afstandelijke bureaucratie. Het stadhuis hoort mentaal en als het even kan fysiek op straat te zijn en elk plan dat een gemeente voor delen van de stad maakt (wijkactieplan, herinrichting pleinen, bestrijding leegstand, bevorderen participatie enzovoorts) moet georganiseerd worden op de plekken en met de mensen waar het om gaat.
Lokale initiatieven als katalysator van een nieuwe samenleving
Lokale initiatieven worden veelal doodgeknuffeld als voorbeelden van actief burger- en ondernemerschap maar zelden worden ze volwassen tegemoet getreden als katalysator voor een nieuwe samenleving. De maatschappelijke onderstroom beweegt zich echter een duidelijke kant op: van anonieme instituties, schaalvergroting, geldverslindende megalomane plannen en stadsontwikkeling als monopolyspel naar een menselijke maat, duurzaamheid, leefbaarheid, lokale kracht en onderlinge waarborg. Steden doen er te weinig aan om die onderstroom tot bovenstroom te maken. In plaats van pluimen en prijzen uit te delen zouden gemeenteraden moeten nadenken over aan welke knoppen ze zelf moeten draaien voor zo’n transitie.
In de meeste gemeenten is er bijvoorbeeld nog een behoorlijke afstand tussen de inzet op sociaal en cultureel ondernemerschap, wijkgericht werken, participatie en tijdelijk gebruik enerzijds en de ondoorzichtige wereld van grond, vastgoed, infrastructuur en aanbesteding anderzijds. Willen lokale initiatieven meer zijn dan iets marginaals dan moeten gemeenteraden de opdracht geven tot een meer offensieve benadering van maatschappelijk aanbesteden, gemeenschapsrecht op grond en gebouwen en tijdelijke initiatieven als experimenteer- en groeimodel. Zo wordt er in Amsterdam bijvoorbeeld al gewerkt aan een buurtwet waar een aantal van deze principes in moeten landen. Hier ligt dus voor de raden een ambitieuze inhoudelijke agenda en dit laat zien dat ‘de samenleving aan zet’ zeker niet betekent dat gemeenteraden een toontje lager moeten zingen.
Meebouwen aan stadsinitiatieven
De achilleshiel voor lokale initiatieven wordt het gelijkheids- en tweedelingsdebat in steden. Veel lokale initiatieven zullen bewust klein gehouden worden of ‘ontmaskerd’ als vehikel voor de mensen die de wereld toch al naar hun hand kunnen zetten. Dit uit angst voor cliëntelisme en tweedeling en als zelfbevestiging: de gemeenteraad maakt de echte brede afweging. In plaats van zuinigjes af te dingen op het beperkte draagvlak voor initiatieven zouden raden hun kennis en netwerk moeten aanwenden om draagkracht onder initiatieven te verbreden. Door bijvoorbeeld bruggetjes te bouwen tussen gebiedsinitiatieven, openbare ruimtebeleid, detailhandelbeleid en wijkaanpak bijvoorbeeld. En door mensen met elkaar in contact te brengen onder het motto ‘samen kennen we iedereen.’ Zo groeien gemeenten van een houding van ‘we beoordelen alles welwillend maar kritisch’ naar ‘we bouwen aan het sociaal kapitaal van de stad’.
De goede lezer zal al begrepen hebben dat ik niet zoveel op heb met de modewoorden loslaten en faciliteren. Voor mij is het trefwoord voor de nieuwe gemeenteraden uitnodigend zijn: we zorgen dat de gemeente aanwezig is op straat, we bieden anderen onderdak in ons huis voor de democratie, we laten weten dat we de inwoners nodig hebben, we delen actief onze kennis en contacten en we zorgen ervoor dat het principe ‘de stad is aan zet’ tot diep in het beleid doordringt. Ik noem dat zelf de dramaturgie van de lokale democratie omdat het gaat om om het organiseren van ontmoeting, creatieve spanning en reuring in de stad en op het stadhuis. Gemeenteraden die hieraan de komende vier jaar werken zullen zeker niet tot geschipper en een marginaal bestaan veroordeeld worden.
Reacties