1 oktober 2013
Door Frans Soeterbroek
Reacties
Tags
kanteling, lichte sturing, systemen, transitie, vloeibare systemen, ZwolleZeg het voort
Systemen zacht en vloeibaar maken, hoe doe je dat?
Sinds enige maanden hangt er in het stadskantoor van Zwolle een groot bord met 7 principes van lichte sturing die ik daar heb geïntroduceerd. Die gaan onder meer over meebewegen met de stad, sturen via kleine ingrepen met grote uitstraling, dansen door de schalen en werken aan veerkracht. Het bord hangt achter een vergadertafel (zie de foto hiernaast) waaraan regelmatig wordt gesproken over de aanpak van de stad. Ambtenaren komen zo spelenderwijze met die principes in aanraking. Burgemeester en wethouders hebben ieder ook onderwerpen aangedragen waarop ze die principes los willen laten. Onder dit ‘moodboard’ is er bijvoorbeeld al een bijeenkomst geweest over de herziening van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV), een onderwerp dat de burgemeester aandroeg.
Ik noem bewust dit voorbeeld omdat zo’n APV voor veel mensen die zich met verandering en transitie bezig houden staat voor de ‘oude’ systeemwereld waartegen met zich afzet. Want of het nu om zorgtransities, energietransities, organische stadsontwikkeling of de doe-democratie gaat, altijd zijn er die vermaledijde door angst en behoudzucht gedreven regels en regelhandhavers die belemmerend werken voor omslag of kanteling. Wat valt daar nu aan te doen?
Ik heb zelf geleerd dat het niet helpt om die regelsystemen te gaan bestrijden maar dat het beter werkt om ze zacht te maken: meebewegen met de logica van die regels, ze te besmetten met een wat lichtere benadering, betrokkenen medeplichtig te maken aan de veranderingen en hun wereld vervlechten met de wereld buiten. Dat is wat men feitelijk in Zwolle aan het doen is en dat is heel mooi. Ik heb zelf in mijn werk een aantal methoden ontdekt die helpen om systemen zacht en vloeibaar te maken en die wil ik graag delen met de kantelaars van deze wereld.
Meebewegen met de regellogica
Ik maak regelmatig mee dat mensen over regels klagen waarvan ik het eigenlijk wel fijn vind dat die er zijn. Veel regels zijn een effectief wapen tegen willekeur en corruptie, brengen orde waar dat nodig is en geven ondernemers en burgers houvast. En ook als ze hun heilzame functie allang verloren hebben is het goed je toch even te verdiepen in waar regels ooit voor bedacht zijn en hoe ze feitelijk gebruikt worden. Want vaak zijn de regels zelf niet het probleem maar hoe ze worden geïnterpreteerd. Wanneer je dit op het netvlies hebt leg je een goede basis voor dialoog met regelaars en regelhandhavers. Je laat zien dat je hun logica begrijpt en waardeert voordat je hen vraagt met jou mee te gaan in een andere richting.
Dialoog over perverse effecten organiseren
Het grootste probleem met regelsystemen is dat ze nogal wat averechtse effecten opleveren. Strikte regels maken van goedwillende burgers calculerende burgers, de stapeling van regels maakt de overheid traag en anoniem, regels roepen een complex systeem van handhaven en gedogen op, maatschappelijke initiatieven worden er vaak door gefrustreerd enzovoorts. Die effecten zijn redelijk bekend en voorspelbaar maar toch kom ik zelden tegen dat ze systematisch worden langs gelopen bij het aanpassen of introduceren van regels. Een kleine workshop ‘perverse effecten’ met bestuurders, ambtenaren en vertegenwoordigers uit de samenleving zou hier al veel leed kunnen voorkomen.
Regelarena’s inrichten
De meeste mensen die regels maken en regels handhaven zijn geen autistische technocraten die zich het liefst achter hun bureau verschuilen. Ze vinden het gewoon interessant om in gesprek te gaan met mensen die er in de praktijk mee te maken hebben en willen graag meedenken over hoe je regels buigzaam maakt in een concrete situatie. Die dialoog komt weinig tot stand. Het zijn toch vaak de mensen die niet betrokken zijn bij regelgeving (denk aan de wijkmanagers, projectleiders, procesbegeleiders en communicatieprofs) die dat gesprek voeren en dan gaan zitten bemiddelen tussen leefwereld en systeemwereld. Mijn simpele boodschap: organiseer een rechtstreekse dialoog tussen de wereld buiten en de systeemwereld en laat ze elkaars werelden goed leren kennen.
Via de band van buiten spelen
Bestuurders en ambtenaren zijn meestal niet zo gevoelig voor al die experts en zelfbenoemde kantelaars die zeggen dat alles anders moet. Ze zijn daarentegen hypergevoelig voor wat er in de samenleving, in de media en door collega’s van hen wordt gevonden. De angst om achter te lopen bij ontwikkelingen elders in het land is groot evenals de angst om als iemand gezien te worden die vooral met zijn eigen belang bezig is. Wanneer je systemen in beweging wilt krijgen helpt het dus om betrokkenen te confronteren met de voorlopers (‘in Deventer werken ze al met flexibele bestemmingsplannen’, ‘ in Utrecht zijn ze al ver met de integrale wijkteams’, enzovoorts) en met burgers die last hebben van onwelwillende ambtenaren achter loketten (‘ er wordt nooit een met mensen die wat willen meegedacht’, ‘ zonder overleg worden de regels weer aangepast’,.,..).
Transitiekracht implanteren en in het zonnetje zetten
Ik denk dat wanneer je aan alle ambtenaren en bestuurders vraagt of ze zichzelf tot de 10% meest vernieuwende mensen bij de overheid rekenen minstens 50 % bevestigend zal antwoorden. Want op heel veel plekken zitten er mensen die dat van zichzelf vinden of die zelfs speciaal met zo’n opdracht zijn belast. Ik kom organisaties tegen waar mensen zich met trots presenteren als ‘guerilla-ambtenaar’ en de opdracht hebben om het oude systeem te ondermijnen. Je kunt die mensen een spiegel voorhouden dat ze zich iets te makkelijk buiten de systeemwereld plaatsen en zich zo boven hun collega’s plaatsen. Maar je kunt ook gebruik maken van het feit dat systemen geen onneembare vestingen van behoudzucht zijn maar vol zitten van tegenstrijdigheden en veranderdrift. Wie de systeemlogica wil veranderen zoekt die veranderaars op en smeedt bondjes met hen.
Experimenteren tot er geen weg terug meer is
De gouden vondst bij het zoeken na regelruimte is altijd de formule van het experiment. Steden zijn vergeven van pilots, regelvrije zones, flexibele bestemmingsplannen, creatieve vrijplaatsen enzovoorts. De weerstand hiertegen is dat experimenten weer aflopen en ze de systemen niet fundamenteel veranderen. Maar hier loont het toch om enig geduld te hebben en te vertrouwen op de optelsom van vernieuwende initiatieven. De grens tussen tijdelijke experimenten en nieuwe praktijk wordt dan vloeibaar. Daarvoor heb je overigens ook mensen nodig die geen toestemming vragen om het anders te doen, brutaal hun eigen gang gaan en de onwerkbaarheid van regels laten zien. Deze twee bewegingen (de door de overheid gesanctioneerde experimenten en de eigenwijze initiatieven) heb je allebei nodig om nieuwe praktijken te realiseren waarnaar de regelsystemen zich uiteindelijk moeten plooien.
De zachte kanteling
Wat ik in feite met bovenstaande aanpak betoog is dat ‘de systeemwereld’ (hier in de betekenis van gemeentelijke regelsystemen) vloeibaarder is en valt te maken dan de we doorgaans willen zien. Het loont dan ook om daar energie in te steken. Ik vrees dat er in de wereld van veranderaars en kantelaars velen zijn die dit idee niet delen. Zij drijven sterk op de heroïek van het grote gevecht tegen het monster ‘behoudzuchtige systemen’ of op het optimisme dat je die systemen gewoon links kunt laten liggen. Ik denk toch echt dat je dan mist waar het bij maatschappelijke transities om gaat: de bijzondere mix van open confrontatie (‘dit moet anders’), besmettelijk optimisme (‘we doen het gewoon’) en vloeibaar maken van systemen (‘alles komt in beweging’).
Reacties