22 september 2013
Door Frans Soeterbroek
Reacties
Tags
ambtenaren, Amsterdam, brutaliteit, improviserende overheid, lef, nieuwe overheid, wrijving maakt glansZeg het voort
De nieuwe overheid zoekt de wrijving op
Afgelopen dinsdagavond stond in Pakhuis de Zwijger het thema ‘de improviserende overheid’ centraal. Tijdens een druk bezochte avond presenteerden medewerkers van de gemeente Amsterdam concrete projecten waar deze rol uit de verf zou moeten komen. Wethouder Maarten van Poelgeest die de noodzaak van dit improviseren voelt gaf deze avond ook zijn visie op de veranderende rol voor de lokale overheid.
Er werd door de organisatoren benadrukt dat een improviserende overheid ambtenaren met lef en brutaliteit nodig heeft. Aan mij werd gevraagd om aan het einde van de avond daarop een reflectie gegeven: waar gaat die lef eigenlijk over, waar wordt die zichtbaar en waar komt die niet uit de verf? Ik stuitte op vijf bronnen van ambtelijke lef die ik naar aanleiding van deze avond scherper op mijn netvlies kreeg. Hieronder de punten die ik de aanwezigen meegaf.
Nabijheid opzoeken
Een grote consensus tekende zich deze avond af over het idee dat de overheid veel meer moet loslaten. Dat begrip kwam steeds terug en bij mij riep deze consensus iets ongemakkelijks op. Er vanuit gaande dat ambtenaren er zijn om samen met de mensen en organisaties in de stad de publieke zaak te dienen krijg ik toch meer een beeld van ‘samen de schouders er onder’. De kracht zit in de ontmoeting, je laten verrassen, uitspreken dat je elkaar nodig hebt, je vooronderstellingen toetsen. Dat loslaten gaat dus vooral om het loslaten van de beheersingsreflex en juist niet om het loslaten van mensen. Dat besef zou wat meer door mogen klinken in hoe we met elkaar praten over nieuwe rollen van de overheid.
De braafheid eraf halen
Het viel me op dat iedereen waarderend sprak over initiatieven in de stad en dan gaat het al snel over de faciliterende rol van de gemeente. Dat is op zich mooi. Maar er werden ook twijfels uitgesproken over wat de overheid bij initiatieven vanuit de samenleving te zoeken en te winnen heeft. Pas op voor tweedeling en verbind je als overheid dus niet eenzijdig met de mensen die het toch wel goed voor elkaar hebben, waarschuwde bijvoorbeeld wethouder van Poelgeest.
Ik kreeg niet de indruk dat in de stad de dialoog over deze twijfels en dilemma’s wordt gezocht. Jammer, want dan wordt de relatie pas echt interessant. Iemand zei het deze avond mooi ‘zeggen wat je denkt en vindt zonder de baas te willen spelen’.
En ambtenaren zouden actief kunnen sturen op het verbreden van maatschappelijke initiatieven zodat een betere afspiegeling van de samenleving zichtbaar wordt.
Een goed maatschappelijk initiatief schuurt en vlamt: belangen die botsen, laat ondernemende types in de slag gaan met argwanende bewoners en maak ruimte voor een kritische, en uitdagende houding naar de overheid. Het getuigt van lef om die dynamiek vanuit de overheid te voeden.
Kortsluiting organiseren
Bij een aantal voorbeelden van de improviserende overheid die gepresenteerd werden viel het op dat er veel mensen zijn die hun rol zien als verbindingsschakel tussen overheid en maatschappelijk initiatief of tussen initiatiefnemers in de samenleving. Dat is een risicovolle buffer. Wat juist gewaardeerd blijkt te worden is de korte responstijd en het directe contact met de mensen die besluiten nemen over (de kaders voor) jouw initiatief. Iedere schakel daartussen maakt het trager en voedt de twijfel over of je wel met de juiste mensen aan tafel zit. Kortom: niet te veel makelaars en schakelaars in de ring en zeker niet met een houding van spin in het web overal tussen gaan zitten.
Deze avond werd ook zichtbaar dat veel mooie initiatieven botsen op keuzes die al zijn gemaakt voor aanpalende gebieden of beleidsterreinen. Ook hier is het de kunst om een vruchtbare botsing tussen verschillende werelden te organiseren en niet te snel voldogen feiten te accepteren.
Systemen bewerken en zacht maken
Wethouder van Poelgeest waarschuwde dat er grenzen zijn aan de improviserende overheid omdat er veel zaken gevoelig liggen in een wereld waarin de media politici hard afrekenen. En ambtenaren vertellen dat ze die voorzichtigheid van bestuurders overnemen. Door deze voorzichtigheid aan elkaar door te geven bouwen we feitelijk onze eigen gevangenis. Het systeem, dat zijn we zelf en lef gaat dus ook over zelf daaruit breken. En waar er wordt gewezen naar systemen buiten onszelf (de ‘oude’ manier van werken, ‘de bureaucraten’) geldt ook de plicht daar tegenaan te blijven drukken om die in beweging te krijgen. De improviserende werkwijze mag niet ontaarden in een veilige experimenteerruimte waarbij andere delen van ‘het systeem’ op de oude voet verder werken.
De grote uitdaging is om die harde systemen met een nieuwe werkwijze te besmetten. Neem bijvoorbeeld het bijzondere deelproject 15×15 gericht op het realiseren van levendigheid op de Zuidas dat deze avond werd gepresenteerd. Dat is alleen succesvol als de gehele projectorganisatie iets van deze ‘zachte’ en organische benadering overneemt.
Trots, kennis en plezier delen
Veel ambtenaren die willen experimenteren met een improviserende houding stellen zich bescheiden en lerend op. We laten alle oude routines los en gaan al onderzoekend iets volkomen nieuws leren. Klink verstandig! Maar er is ook een andere kant aan improviseren: dat je in een snel veranderende omgeving op een automatische piloot terug kunt vallen op je ambacht, professionaliteit en gestolde kennis. De improviserende ambtenaar zou wat meer trots en zelfbewustzijn mogen uitstralen en aan de buitenwereld laten zien dat hij of zij iets waardevols komt brengen en niet alleen maar op de handen gaat zitten.
Zo’n houding verhoogt ook het plezier om samen de schouders te zetten onder een mooie, spannende en gelukkige stad. Dan komt co-productie tot leven en gaat uiteindelijk alles soepeler lopen i.p.v. dat het werk alleen maar ingewikkelder wordt. De improviserende overheid vraagt dus zowel een bescheiden en lerende houding als een zelfbewuste brutale houding.
Als iets me deze avond duidelijk heeft gemaakt is dat de improviserende overheid vooral tot zijn recht komt als ze werkt vanuit het principe ‘wrijving maakt glans’. Want daar gaat het in essentie om wanneer we het hebben over het lef om nabijheid te zoeken, de braafheid er af halen, kortsluiting te maken, systemen open te breken en trots en plezier te delen. De nieuwe overheid kan uit de voeten met deze dramaturgie van de netwerksamenleving en blijft niet hangen in discussies over rolverdelingen tussen overheid en samenleving. In Amsterdam wordt met vallen en opstaan hieraan gewerkt. Dat verdient veel waardering.
Reacties