Op klantreis met burgerinitiatieven? Doe ze dat niet aan!

De rekenkamer van de gemeente Rotterdam heeft een behoorlijk gedegen onderzoek gedaan naar hoe de gemeente omgaat met burgerinitiatieven. Ze is in 10 voorbeelden gedoken, 5 in het zorg- en hulpdomein en 5 in het fysieke domein. Ik vond het wel waard om het te lezen en er wat grote lijnen uit te halen. En omdat het rapport niet alleen aanbevelingen bevat maar ook de reactie van het college erop (te lezen vanaf pagina 27) tekent zich al af wat de impact van dit rapport zal zijn. En om met de deur in huis te vallen: ik vrees het ergste. Ik werd in die collegereactie vooral getroffen door de volgende zin: “Daarnaast gaan wij, gesteund door uw aanbevelingen, in 2021 klantreizen uitvoeren voor een aantal burgerinitiatieven en blijvend aandacht houden voor verbetering in de online informatievoorziening in taal, vormgeving en toegankelijkheid.” In dat modieuze idee van de klantreis zit alles wat hier misgaat: burgerinitiatieven behandelen als klanten i.p.v. partners in de publieke zaak, ze zien als optelsom van lossen initiatieven in plaats van als beweging en het blijven stapelen van nieuwe methodieken in plaats van eindelijk werk maken van het openbreken van de systemen. Zo’n aanpak past gewoon niet bij de volwassenwording van burgerinitiatief als belangrijke peiler voor stad en bestuur. De rekenkamer heeft proberen te berekenen hoeveel burgerinitiatieven er in Rotterdam zijn en die kwam op vele duizenden. Zo’n beweging in de stad verdient een serieuzer benadering dan waar zo’n klantreis het symbool van is. Ik ga er even dieper op in.  

Het schiet nog niet echt op
De essentie van de analyse van de Rotterdamse rekenkamer: de ambtenaren waar burgerinitiatieven in eerste instantie mee te maken krijgen zijn vaak welwillend maar verderop in de organisatie duiken de blokkades op en blijkt de bereidheid om soepel met regels om te gaan erg beperkt. Dat leidt tot veel traagheid, het gevoel van het kastje naar de muur gestuurd te worden en toezeggingen die uiteindelijk niet waar worden gemaakt. Zeker in de fysieke hoek wreekt dit zich het hardst door ‘de in beton gegoten beleidskaders’. De werelden van stadsontwikkeling en stadsbeheer zijn op z’n zachtst gezegd niet de fijnste bondgenoten voor burgerinitiatieven zo valt te lezen.  Allemaal behoorlijk herkenbaar, niet alleen in Rotterdam. Vorig jaar schreef ik dit verhaal over burgerinitiatieven voor gebiedsontwikkeling onder de veelzeggende titel “als ik dit van te voren had geweten was ik er nooit aan begonnen”.

De vlucht in betere methodieken en processen
De rekenkamer zet de analyse om in een reeks van nuttige aanbevelingen waar het college op inspeelt door de adviezen over te nemen of er een eigen draai aan te geven. Ik zie onder meer de revue passeren: 1 centraal loket inrichten, betere begeleiding, een pool van participatieprofessionals, training van ambtenaren, een nieuwe website, subsidieaanpak verbeteren, betere monitoring, tijdiger overleg, alles wordt beter als de omgevingswet er is en inderdaad de eerder genoemde klantreizen. Het college levert bij al deze toezeggingen nog wel de disclaimer dat er maar beperkte ambtelijke menskracht is en er ook andere belangen in de stad moeten worden gediend. 
Mijn probleem is dat ik de afgelopen vijf jaar in heel wat gemeenten dezelfde aanbevelingen en goede bedoelingen heb gelezen zonder dat het probleem van het onvoldoende serieus nemen van burgerinitiatief  echt is aangepakt. Over 5 jaar kan de rekenkamer exact dezelfde analyse weer maken en dan gaat de gemeente weer beterschap beloven. Dit is echt niet de weg waar we op moeten. Wat dan wel?

Om de hete brij heen draaien
De rekenkamer constateert dat het college op 2 belangrijke adviezen niet ingaat: durven om de beleidskaders ter discussie te stellen en beter in kaart brengen welke publieke waarde de initiatieven toevoegen. Van armoede concludeert ze dan maar: “De rekenkamer gaat er vanuit dat het college deze belangrijke aanbeveling overneemt, aangezien het er geen bezwaren tegen formuleert. “
Wat die beleidskaders betreft maakt de rekenkamer helaas niet zichtbaar waar dat dan om gaat. Want deed ze dit wel dan zou ze een heel rapport kunnen schrijven over hoe burgerinitiatieven steeds de boot missen in het beleid t.a.v. grond, vastgoed, aanbestedingen, beheer en gebiedsontwikkeling. Want het probleem is simpelweg dat de gemeentelijke werkwijze  is ingericht op marktwerking, samenwerking met grotere partijen en het afschermen van de eigen taken en werkwijze van de burger. Vermaatschappelijking van de publieke goederen zou m.i. heel hoog op de agenda moeten staan maar daar waagt dit rapport zich helaas niet aan. 

Publieke waarde als blinde vlek bij de gemeente
Wat de rekenkamer heel mooi heeft gedaan en waar het college niets mee lijkt te kunnen is de rol van burgerinitiatief beschrijven in termen van de publieke waarde die wordt gerealiseerd. De rekenkamer constateert met enige verbijstering dat er nooit een serieuze poging is gedaan vanuit de gemeente om de publieke waarde van die initiatieven in beeld te brengen. Daar zit ‘m eigenlijk de crux van het hele rapport: de goedwillende bestuurders, ambtenaren en politici ondersteunen in woord en gedrag burgerinitiatief maar hebben weinig oog voor het feit ze naast en met de gemeente een aanzienlijke publieke waarde realiseren. Dan wordt het vooral een ‘aai over de bol’ voor de actieve burger zonder deze als onderdeel te zien van het publieke domein en zonder de eigen werkwijze ter discussie te stellen. Het erkennen van de meerwaarde van burgerinitiatieven voor de stad moet juist wel consequenties hebben voor het beleid, de stedelijke programma’s, de ontwikkelmodellen en het bouwen van coalities in de stad. 
Dat dit nu niet zo werkt zie je ook terug in die andere klacht van initiatiefnemers die de rekenkamer optekent en waar het college niet echt op ingaat: het te weinig serieus nemen van de kennis van burgers. Bij de gemeente ontbreekt het besef dat ze de kennis van de stad als gelijkwaardig moet behandelen ten opzichte van de eigen organisatie. Alleen door beide te koppelen kun je een sprong maken in de intelligentie en veerkracht van de stad  (‘collectieve wijsheid’). 

Hoe werk je wel met burgerinitiatief aan publieke waarde?
Ik wil de Rotterdamse gemeenteraad die ongetwijfeld nog iets met dit rapport en de reactie van het college er op gaat doen uitdagen om het gesprek te voeren over de fundamentele vraag hoe je  de volgende stap maakt in het samen met de stad realiseren van publieke waarde. En dus niet te blijven hangen in het optimaliseren van al die procesinstrumenten zoals participatietools, monitoring, websites, de 1 loketgedachte en de klantreis. De volgende zes principes kunnen daarbij helpen.  

1- Partnerschap in plaats van klantgerichtheid
Uitgangspunt moet zijn dat burgerinitiatieven partner zijn van de gemeente en ze niet als klant behandeld moeten worden.  De publieke waarde die burgerinitiatieven realiseren is complementair aan wat de gemeente daarin doet en daagt de gemeente uit om de eigen werkwijze aan te passen. Burgerinitiatieven slagen er doorgaand beter in om meerdere waarden en doelen tegelijk te realiseren waar de verkokerde overheid dat veel minder lukt. Dat mechanisme kan een gemeente ook gebruiken om de eigen organisatie in beweging te krijgen.   

2- Aansluiten op de wijsheid van de samenleving
De unieke kennis van de inwoners van de stad en in het bijzonder de burgerinitiatieven is een belangrijke bron voor de collectieve wijsheid van de stad. De gemeente moet beter leren om daaraan dienstbaar te zijn en samen met de burger tot nieuwe kennis en aanpakken te komen. Nu lijkt de kennis van inwoners er te weinig toe te doen en werken de gemeentelijke professionals vooral vanuit hun eigen logica. Dat verander je maar beperkt door cursussen aan hen aan te bieden. De crux is het werk van ambtenaren en andere ingehuurde professionals zo te organiseren en te waarderen dat ze er niet aan ontkomen om in en met de stad samen te werken. En dan dus niet alleen de ambtenaren die al gewend zijn met bewoners te werken maar juist degenen die nu op te grote afstand keuzes maken over hun hoofden heen.

3- Collectieve goederen inzetten voor publieke waarde 
De gemeente zou veel meer met lokale initiatiefnemers moeten werken aan de publieke waarde van collectieve goederen als grond, vastgoed en publieke ruimte. Hierbij kan de actuele discussie in de gemeenteraad over nieuwe regelingen om gemeentelijk vastgoed beschikbaar te stellen aan lokaal initiatief in een brder perspectief worden geplaatst. En Rotterdam lijkt als een van de weinige gemeenten in NL in het Right to Challenge een instrument te hebben gevonden dat hier beweging in weet te brengen. Op beide zaken kun je dus goed voortbouwen. Je kunt als volgende stap denken aan een maatschappelijke raad die met de gemeente nieuwe spelregels gaat maken voor grond, vastgoed, tenders en gebiedsontwikkeling.  

4- Vele kleine initiatieven maken 1 grote beweging
Je kunt de dynamiek van duizenden burgerinitiatieven benutten om te komen tot een nieuw (meer organisch en bottom-up) model van stedelijke ontwikkeling. Dat verdient een volwaardige plaats naast en binnen de meer grootschalige en programmatische aanpak van de stad. De coronocrisis bewijst dat de veelgeprezen leefwereld de basis is om de stad in beweging te houden.  De burgerinitiatieven kunnen die rol alleen goed vervullen als ze beloond in plaats van gestraft worden voor het feit dat ze meestal een symbiose zijn tussen activisme, gemeenschapszin en ondernemerschap. Dat onttrekt zich aan de harde tweedeling tussen markt en vrijwilligers met subsidie en daar heeft de gemeente nog geen goed antwoord op gevonden.  

5- Een publiek – collectief samenwerkingsmodel
Bij het realiseren van publieke waarde hoef je niet alleen te kijken naar de gemeente en burgerinitiatief. Het gaat ook om de samenwerking met de semi-publieke sector: corporaties, onderwijs, onderzoek, vervoer, zorg, welzijn etc. Dit naar analogie met het model dat in het buitenland bekend staat als ‘community wealth building’ of het Clevelandmodel waarbij de grote  ‘ankerinstituties’ in de stad een samenwerking aangaan met lokaal initiatief om zo samen publieke waarde te realiseren. Het betekent praktisch dat het huidige aanbestedingsbeleid van al die organisaties op de schop moet en er meer gaat worden ‘inbesteed’ bij initiatieven in de wijken. Hierbij kan veel geleerd worden van de jarenlange ervaringen van gebiedscoöperaties zoals in de Afrikaanderwijk en Delfshaven. Feitelijk gaat het hier om een verschuiving van publiek-private samenwerking naar publiek-collectieve samenwerking.  

6- Werken aan een meervoudige democratie
De voorgaande punten hebben ook consequenties voor hoe we naar lokale democratie kijken. Actieve burgers zijn niet simpelweg de achterban van de raad of object van gemeentelijke participatieprocessen maar vervullen een zelfstandige rol in wat meervoudige democratie of doedemocratie is gaan heten. Het speelveld dat de rekenkamer beschrijft vormt een mooie basis om op voort te bouwen en vergt ook dat al die initiatieven worden uitgenodigd om zich als collectief op stedelijk niveau te manifesteren. De jaarlijkse stadmakerscongressen hebben bewezen dat er een beweging in de stad is die in staat is om samen de schouders er onder te zetten.  

Dit zijn 6 behoorlijk ambitieuze adviezen maar mijns inziens in lijn met de focus van de rekenkamer op publieke waarde en passend bij de volwassenheid van burgerinitiatief in de stad. Deze adviezen kunnen helpen om een sprong voorwaarts te maken en niet te blijven hangen in het optimaliseren van bestaande instrumenten. Daarvan zal het college nog wel overtuigd moeten worden. Werk aan de winkel dus gemeenteraad van Rotterdam, gebruik dit moment om het gesprek over burgerinitiatief en hoe de stad publieke waarde realiseert naar een hoger plan te tillen. Dat verdient de stad.


Reacties

  • Jan Groot schreef:

    Samenwerken biedt zo veel meer kansen. Sociaal ondernemer Copiatek moest de afgelopen maanden bijspringen met gerefurbished laptops met als resultaat een compliment van de wethouder:

    “Beste heer Groot,

    In deze tijden van corona doen we er in de stad alles aan om te zorgen dat onze leerlingen, nu de scholen gesloten zijn, toch zo veel mogelijk les kunnen volgen op afstand. Door mee te helpen aan het opknappen en leveren van laptops en computers heeft uw bedrijf ook in Rotterdam daar een bijdrage aan geleverd, waarvoor veel dank!
    Ik wens u veel succes met uw activiteiten en wens u een blijvende goede gezondheid toe.

    Met vriendelijke groet,
    Said Kasmi”

    Maar waarom werd er vlak daarna besloten om weer over te gaan op de aanschaf van nieuwe chroombooks? Als landelijk partner van Leergeld Nederland kunnen wij met onze gerefurbished laptops veel meer gezinnen dus kinderen helpen voor veel minder geld. Daarnaast donateren honderden bedrijven goede laptops die nog een tweede leven krijgen binnen het onderwijs. Copiatek sluit daarom samenwerkingen die lonen zoals met de gemeente Doetinchem https://www.copiatek.nl/copiatek-verbindt-zich-met-de-doetinchemse-uitdaging/ Dit kunnen we ook bereiken in de regio Rotterdam

    • Pim Hunfeld schreef:

      Burgerinitiatieven spelen een belangrijke rol in het betrekken van bewoners bij verbetering van leefbaarheid, zelfwaardering van bewoners, zelfbeheer en oplossen van achterstanden. Veel van die initiatieven worden niet opgemerkt en de kracht ervan wordt niet opgepakt. In de wijk Feijenoord zijn plannen om een platform Kop van Feijenoord te starten waar bewonersgroepen, gemeente, bedrijven en maatschappelijke instellingen uit de wijk samen gaan werken om de ontwikkeling van de wijk aan te pakken. Andere vormen van democratie en bundeling van initiatieven die willen bijdragen aan oplossing van problemen in de wijk op basis van tolerantie, gelijkheid en democratische principes zijn nodig. Als aanvulling op bestaande democratische instelling niet als nieuwe bestuurslaag.

      • Frans Soeterbroek schreef:

        Fijn dat je het vanuit je Rotterdamse ervaring herkent Pim en dit als steun ervaart. Heb veel instemmende reacties uit Rotterdam gehad op het verhaal, helaas blijft het vanuit de politiek nog er stil.

    • Frans Soeterbroek schreef:

      Heel mooi inititief Jan. En helaas weer een pijnlijk voorbeeld van een gemeente die waardering heeft voor dit type initiatieven maar gewoon niet doordenkt dat het consequenties moet hebben voor de eigen werkwijze en keuzes. en inderdaad mafg/rotterdam hier een voorbeeld nemen aan Doetichem. Succes met deze missie.

  • Willem Lageweg schreef:

    Geweldige column die verplichte stof zou moeten zijn voor ambtenaren en politici in alle overheidslagen. Heel herkenbaar voor mijn jarenlange ervaringen met de landelijke overheid. Het is zeer ontmoedigend steeds als een eendimensionale belangenbehartiger of als een marginale groep te worden bejegend terwijl het publieke belang en meervoudige waardecreatie bij de beweging die ik vertegenwoordig voorop staan. Men kan of wil je eenvoudig niet als partner met kennis van zaken erkennen, behalve als het even uitkomt voor publicitaire doeleinden of als legitimatie voor de eigen zelf bedachte instrumenten. Onderliggend probleem: veel overheidsdienaren zijn niet vertrouwd met systeemleer en transitiekunde. Zolang dat het geval is blijft men denken in korte termijn, verkokerde oplossingen en symptoombestrijding.

  • Gé Hoeijmakers schreef:

    Wat een goed verhaal !
    En zo universeel van toepassing op lagere overheden/participatieprojecten en burgerinitiatieven. Het vermogen om adequaat te functioneren in een netwerksamenleving is bij veel gemeentelijke organisaties onvoldoende ontwikkeld. Dat geldt m.m. ook voor veel burgerinitiatieven. Partnerschap brengt leef- en systeemwereld dichter bij elkaar.


Laat een reactie achter op Frans Soeterbroek Reactie annuleren

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*