26 maart 2014

Door Frans Soeterbroek

Reacties

0 reacties

Zeg het voort

Lokale initiatiefnemers en politiek: ga sámen de stad maken!

Nu de gemeenteraadsverkiezingen achter de rug zijn, wordt het pas echt spannend. Niet vanwege het bekende spel ‘wie gaat met wie’ en ‘wie leveren de wethouders’. Nee, nu komt het aan op het doorbreken van het chagrijn over lokale politiek, door nieuwe verbindingen te realiseren tussen politici en het groeiende leger van initiatiefnemers. Of dat nu doe-democratie, co-creatie, spontane stad of participatiesamenleving heet, het ruikt in ieder geval naar nieuw democratisch elan. Maar hoe zorg je dat het geen gebakken lucht blijft?

Daar kunnen zowel de politiek zelf als lokale initiatiefnemers het voortouw in nemen. Juist in het  ruimtelijk domein hebben die twee werelden elkaar nodig en gelukkig zien we daar enkele bemoedigende ontwikkelingen, zoals in Utrecht. Onder het motto ’SAMEN maken we de stad’ schreven de Utrechtse Ruimtemakers alvast een paragraaf voor het collegeprogramma. Waarom is dit echt een cadeau voor de lokale politiek?

Wie maakt eigenlijk de stad?
De lokale politiek worstelt met een driedubbele legitimiteitscrisis. Een te groot deel van de stadsbewoners herkent onvoldoende dat de politiek voor- en van henzelf is. De meest actieve stadsbewoners hebben het idee dat de overheid de samenleving niet bij kan benen en zelfs in de weg loopt. En mensen die zoeken naar een meer sturende rol van de overheid, geloven niet dat gemeenteraden de macht hebben om daarin het verschil te maken.

Gemeenteraden raken bedolven onder participatieprotocollen, experimenteerregelingen, nieuwe organisatie- en financieringsmodellen, onderzoeken, excursies en festivals, zonder het gevoel te hebben dat er wezenlijk nieuwe verhoudingen ontstaan.

In mijn eigen stad Utrecht woonde ik twee verkiezingsdebatten bij, over respectievelijk het stationsgebied en de toekomst van de openbare ruimte. Het ging niet alleen over de vraag wat er met de stad moet gebeuren, maar ook over wie de stad maken en behoort te maken. In het eerste debat klonk het cynisch (ook uit de mond van politici) dat het gemeentelijk projectbureau voor het stationsgebied zich tot een koninkrijk heeft ontwikkeld, dat zich gemakkelijker verbindt met partijen als Corio, Rabobank en de Jaarbeurs (‘de partners’), dan met de gemeenteraad en de inwoners van de stad. Bij het tweede debat ging het over de macht van de kabel- en leidingbedrijven en de ‘verkeersmafia’ bij het inrichten van de openbare ruimte. De in deze debatten geschetste beelden zijn natuurlijk kort door de bocht en karikaturaal, maar raken wel de kern van het probleem. In de kluwen van verkokerde bureaucratie, machtige netwerken, complexe procedures en reactieve politiek, wordt het maken van de stad anoniem en onnavolgbaar. En dat ervaren stadsbewoners ook zo.

Veel politici zijn zich daar goed van bewust en proberen er op bij te sturen. Maar de praktijk is moeizaam, doordat de politiek accepteert dat de ambtelijke organisaties het monopolie hebben op het boetseren van nieuwe verhoudingen met de stad. De raad blijft op te grote afstand. Daarnaast neemt de vrijage tussen overheid en lokaal de vorm aan van een apart initiatieven- en participatiefiliaal binnen de gemeente, op enige afstand van de machtscentra. Gemeenteraden raken bedolven onder participatieprotocollen, experimenteerregelingen, nieuwe organisatie- en financieringsmodellen, onderzoeken, excursies en festivals, zonder het gevoel te hebben dat er wezenlijk nieuwe verhoudingen ontstaan. Politici die de mond vol hebben van bottom-up, participatie en lokale kracht kunnen achter de rug van de eigen organisatie vandaan kruipen en zich verbinden met de voorhoede van lokale initiatiefnemers. Samen stap voor stap bouwen aan nieuwe verhoudingen, netwerken en arena’s in de stad. Lokale initiatiefnemers nemen daarin ook hun verantwoordelijkheid.
Inbreken in collegeonderhandelingen
Eind februari kwamen in Pakhuis de Zwijger zo’n 80 kandidaat-raadsleden, lokale initiatiefnemers, ambtenaren, adviseurs en publicisten samen, op uitnodiging van initiatiefgroep De Caleidoscoop, voor een dialoog over het samen maken van de stad. Zij bogen zich over de vraag wat nu nodig is om die verbinding tussen initiatiefnemers en lokale politiek te versterken. En heel actueel: hoe laat je dat landen in de komende college-onderhandelingen? In die bijeenkomst is het proces van het maken van collegeprogramma’s en begrotingen herontworpen, waardoor de inbreng van de samenleving beter wordt gewaarborgd. Ook is er nagedacht over een hoogwaardiger dialoog in het huis van de democratie en in de buurten. Bovendien werd goed zichtbaar dat er energie en brutaliteit van initiatiefnemers vereist is om hierin beweging te krijgen. In steden als Leiden (Stadslab), Amersfoort (G1000), Amsterdam (Manifest Lokale Democratie) en Utrecht (Stadsmakersparagraaf voor het collegeakkoord) maken lokale initiatieven een eigen agenda voor de stad, die ze inpluggen bij de collegeonderhandelingen.
Het laatste voorbeeld, de Utrechtse Ruimtemakers, is een krachtenbundeling van initiatieven in het ruimtelijk domein: bottom-up gebieds- en buurtontwikkeling, creatieve broedplaatsen, bewonersinitiatieven, placemakers en stadsmakers. Zij schreven alvast een paragraaf voor het nieuwe college, waarin zeven punten staan (www.utrechtseruimtemakers.nl) die politiek en initiatiefnemers samen zouden moeten uitwerken. Van grondbeleid tot cultuurverandering, van maatschappelijk aanbesteden tot fondsenvorming, van dialoogtafels tot buurtrechten. Minstens zo belangrijk is de filosofie onder deze agenda: lokale politiek en lokale initiatiefnemers hebben elkaar nodig en maken op basis van gelijkwaardigheid samen de stad. En vooral: samen bouwen ze aan een breed draagvlak. Geen nieuwe inner circle, maar werken vanuit het netwerkprincipe ‘samen kennen we iedereen’. Deze paragraaf is vlak voor de gemeenteraadsverkiezingen aan politici aangeboden.  Bemoedigend is dat de meeste partijen ronduit enthousiast reageerden. Eén politicus vroeg meteen of de Utrechtse Ruimtemakers ook echt klaarstaan om er samen invulling aan te geven als de paragraaf daadwerkelijk in het collegeakkoord belandt. Natuurlijk! Ik besef maar al te goed dat het zoeken van nieuwe verhoudingen tussen politiek, ambtenaren en lokale initiatiefnemers een spannende reis wordt, zonder garantie op succes. Daarbij helpt het in ieder geval het cynisme over ‘de overheid’, ‘de politiek’ of ‘de bureaucratie’ even te onderdrukken. Hou het praktisch, leg de nadruk op het doen en ervaar het plezier van samen de stad maken zou ik zeggen. Het momentum is er, dus pak het.
(Dit verhaal verscheen 26 maart 2014 op de website van Ruimtevolk)

 


Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*